ARNHEM SPOOKSTAD
Hoofdstuk 7
Het kan niet lang zijn, een paar dagen
,,Toen was er het bericht: 'ten zuiden van de spoorlijn moet iedereen weg'. Ongeloof. Waarom? Dat moet je niet geloven;stemmingmakerij! Wel waar, het wordt omgeroepen en op de straat gekalkt. En vervolgens moet iedereen weg, wij ook! Voor maandagavond moet de stad leeg zijn. Weg! Waarheen? Langzaam dringt de waarheid tot ons door. De een schreeuwt, de ander huilt, een derde houdt de moed erin: het kan niet lang zijn, een paar dagen, het Tweede Leger is vlakbij. De artillerie dreunt nog steeds; dat geeft ons soms moed, soms wanhoop. De nachten zijn rood gekleurd van de gevechten. Maar toch, we moeten eruit. Vader sluit de deur; het is zijn verjaardag. We hebben een keuze gemaakt uit ons bezit, soms waardevol, maar ook een prul nemen we mee; in elk geval een deken en een lepel voor iedereen. En we gaan op pad, wanhopig, gedesillusioneerd, naar een onbekend doel. De deur is nooit meer opengegaan; er was geen deur meer en geen huis, geen herinnering, mijn speelgoed weg en het ergste waren de foto's. Vader en moeder waren 26 jaar getrouwd en konden opnieuw beginnen; het is nooit meer echt gelukt.''
Evacuees verlaten de Geitenkamp (Omroep Gelderland) >
Albert Ravestein geeft treffend de verbijstering weer toen
evacuatiegeruchten zich als een lopend vuurtje door Arnhem
verspreidden. Een grote volksverhuizing volgde. Vijftig jaar
later is nog steeds niet duidelijk hoe die in gang werd gezet.
Het officiële document is nooit gevonden; de Duitse Kriegstagebucher maken nergens melding van. Wat
rest zijn afschriften van afschriften van een bevel dat op zaterdag 23 september werd uitgevaardigd
door Obersturmbannführer Helmut Peter; een wat norse man die daar helemaal niet toe bevoegd was.
Maar officieel bevel of geen bevel, er was niet veel overtuigingskrachtvoor nodig om het gehoorzaam
op te volgen. De stad stond in brand, er werd nog steeds gevochten, de Duitsers waren gewapend en de buren gingen ook. Binnen enkele dagen hadden bijna alle 95.000 Arnhemmers hun stad verlaten, met de vage hoop dat de bevrijding toch nog nabij was. ,,Het is maar voor een paar
dagen.''
Van hen zouden er bijna 2000 de bevrijding niet meer
meemaken. Velen vielen als gevolg van de Duitse terreur of
werden slachtoffer van bommen of honger. En de natuurlijke dood
als oorzaak werd bevorderd door de emoties, spanningen en barre
omstandigheden waaronder de grote volksverhuizing plaatsvond.
Aanplakbiljetten
Jo Hoekstra-Van Straaten had in Alteveer al dagenlang vluchtelingen voorbij zien komen. ,,We
leven bij de minuut'', schreef ze in de brief aan haar zoons. ,,We hebben zoo goed als niet geslapen.
Dat is geen wonder met al dat helsche kanongebulder en steeds die rateling van kogels er tusschendoor
en al eenige nachten een brandende stad als achtergrond. Er is een vreeselijke uittocht uit de binnenstad
en evenzoo uit Oosterbeek, waar op het oogenblik het front schijnt te zijn. Ik wandel 's morgens naar
het Openluchtmuseum om een emmer drinkwater; een emmer werkwater mag je uit het vijvertje scheppen.
Sommige menschen worden zomaar neergepaft op straat. De bevrijding is kostbaar hoor. Voor ons en voor
de bevrijders ook.''
,,Zondagmorgen groepten op het Graaf Ottoplein opgewonden mensen samen rond aanplakbiljetten met de
mededeling dat Arnhem op last van de Duitsers uiterlijk maandagavond moest zijn ontruimd'', meldt Henk Berensen. ,,Mijn ouders besloten onmiddellijk naar Velp te vertrekken, waar een zus van vader als huishoudster werkzaam was bij een lieve oude dame. Deze ontving ons met open armen. Later voegden de tantes met nog meer familie
zich bij ons, evenals mijn ruim 75-jarige oma.''
Kees van Vught van de Spiekmanlaan piekerde er niet over te
vertrekken. ,,Maar na enkele dagen kregen wij het bericht dat
we de volgende ochtend om negen uur klaar moesten staan. Er
werd toen een mitrailleur in de straat neergezet, en dus moesten wij wel weg.'' Hij kwam in
Eerbeek terecht, bij de familie
Meijboom, die er een groenten- en bloemenzaak had. ,,We hebben
het er heel goed gehad. Maar begin 1945 kwam hun dochter met
man en kind uit Utrecht. Hij zat in de Ondergrondse en moest
onderduiken. Voor ons was er toen geen plaats meer. Omdat we er
niet aan dachten samen te wonen zijn mijn meisje en ik toen op
31 maart in Brummen getrouwd en naar een ander adres gegaan. U
begrijpt dat dit voor ons niet leuk was.''
'Wilt u nog gebraje duif?'
,,Het was een groot probleem waar de huisdieren moesten blijven'', vertelt Tineke Boels.
,,Mensen lieten poezen achter, die zich vaak in leven wisten te houden, maar totaal verwilderd
raakten en gevaarlijk werden. Volières werden opengezet; in de
boom achter ons huis zaten opeens gekleurde vogeltjes, die
ongetwijfeld de vrijheid niet zouden overleven. De achterbuurvrouw vroeg aan iedereen, op z'n Arnhems:
'Wilt u nog een gebraje duif?'. Een andere buurman kwam konijnen aanbieden, geslacht en panklaar.
Wij hadden geen gas en konden ze niet opeten. Gelukkig maar, dacht ik, want we hadden zo vaak bij hem
in de tuin naar die konijntjes gekeken.''
,,Mijn verdriet begon al heel vroeg in de morgen, toen de buurjongen kwam om mijn konijntje te
slachten'', zegt Philip van
Gelderen. ,,Het werd door mijn moeder op het fornuis gebraden.
Ik bezwoer er geen stukje van op te zullen seten.'' En ook de
oom van Bertie Wemmers slachtte voor het vertrek nog even de
konijnen. ,,Ze werden voorop de handwagen gehangen om af te
sterven.''
Henny van Dolderen-Meijer uit het bevrijde Oosterbeek had kort
nadat de Slag begon haar zuster uit Arnhem op bezoek gekregen.
,,Ze vroeg of ze met haar tweeling van zestien maanden bij me
mocht komen, 'omdat het bij jou zo veilig is...'. Maar zelfs in
de schuilkelder, waar we een paar dagen bleven, werd het te
gevaarlijk. Ik had al dikwijls het vluchtkoffertje in- en uitgepakt, maar toen we echt weg moesten
vergat ik het mee te
nemen. Met twintig gulden op zak liepen we naar de Steijnweg,
waar we middenin de gevechten verzeild raakten. Na een paar
dagen ging het verder, naar Warnsborn, met als witte vlag een
opgedroogde luier aan een stok. Onderweg naar Otterlo trof ik
een buurvrouw, die vertelde dat mijn huis aan de Graaf Ottolaan
intussen was afgebrand.''
Naar de Noordpool?
< Met schamele bezittingen onderweg naar een onbekende bestemming (Livius.org - Evacuatie van Arnhem)
,,Zondagmorgen groepten op het Graaf Ottoplein opgewonden mensen samen rond aanplakbiljetten met de mededeling dat Arnhem op last van de Duitsers uiterlijk maandagavond moest zijn ontruimd'', meldt Henk Berensen. ,,Mijn ouders besloten onmiddellijk naar Velp te vertrekken, waar een zus van vader als huishoudster werkzaam was bij een lieve oude dame. Deze ontving ons met open armen. Later voegden de tantes met nog meer familie zich bij ons, evenals mijn ruim 75-jarige oma.''
Kees van Vught van de Spiekmanlaan piekerde er niet over te vertrekken. ,,Maar na enkele dagen kregen wij het bericht dat we de volgende ochtend om negen uur klaar moesten staan. Er werd toen een mitrailleur in de straat neergezet, en dus moesten wij wel weg.'' Hij kwam in Eerbeek terecht, bij de familie Meijboom, die er een groenten- en bloemenzaak had. ,,We hebben het er heel goed gehad. Maar begin 1945 kwam hun dochter met man en kind uit Utrecht. Hij zat in de Ondergrondse en moest onderduiken. Voor ons was er toen geen plaats meer. Omdat we er niet aan dachten samen te wonen zijn mijn meisje en ik toen op 31 maart in Brummen getrouwd en naar een ander adres gegaan. U begrijpt dat dit voor ons niet leuk was.''
'Wilt u nog gebraje duif?'
,,Het was een groot probleem waar de huisdieren moesten blijven'', vertelt Tineke Boels.
,,Mensen lieten poezen achter, die zich vaak in leven wisten te houden, maar totaal verwilderd
raakten en gevaarlijk werden. Volières werden opengezet; in de
boom achter ons huis zaten opeens gekleurde vogeltjes, die
ongetwijfeld de vrijheid niet zouden overleven. De achterbuurvrouw vroeg aan iedereen, op z'n Arnhems:
'Wilt u nog een gebraje duif?'. Een andere buurman kwam konijnen aanbieden, geslacht en panklaar.
Wij hadden geen gas en konden ze niet opeten. Gelukkig maar, dacht ik, want we hadden zo vaak bij hem
in de tuin naar die konijntjes gekeken.''
,,Mijn verdriet begon al heel vroeg in de morgen, toen de buurjongen kwam om mijn konijntje te
slachten'', zegt Philip van
Gelderen. ,,Het werd door mijn moeder op het fornuis gebraden.
Ik bezwoer er geen stukje van op te zullen seten.'' En ook de
oom van Bertie Wemmers slachtte voor het vertrek nog even de
konijnen. ,,Ze werden voorop de handwagen gehangen om af te
sterven.''
Henny van Dolderen-Meijer uit het bevrijde Oosterbeek had kort
nadat de Slag begon haar zuster uit Arnhem op bezoek gekregen.
,,Ze vroeg of ze met haar tweeling van zestien maanden bij me
mocht komen, 'omdat het bij jou zo veilig is...'. Maar zelfs in
de schuilkelder, waar we een paar dagen bleven, werd het te
gevaarlijk. Ik had al dikwijls het vluchtkoffertje in- en uitgepakt, maar toen we echt weg moesten
vergat ik het mee te
nemen. Met twintig gulden op zak liepen we naar de Steijnweg,
waar we middenin de gevechten verzeild raakten. Na een paar
dagen ging het verder, naar Warnsborn, met als witte vlag een
opgedroogde luier aan een stok. Onderweg naar Otterlo trof ik
een buurvrouw, die vertelde dat mijn huis aan de Graaf Ottolaan
intussen was afgebrand.''
Naar de Noordpool?
< Met schamele bezittingen onderweg naar een onbekende bestemming (Livius.org - Evacuatie van Arnhem)
Diny Kok werd warm aangekleed. ,,Wij moesten over onze zomerjurken heen nog meer kleren
aantrekken, want dat scheelde in de bagage. We kregen ook nog onze wollen winterjurken aan, wollen
kniekousen, onze rijglaarsjes en de winterjas. We stonden stijf
van de kleding. Het leek wel of we naar de Noordpool moesten,
maar het was natuurlijk niet komisch.''
,,We liepen door een brandende stad'', zegt Jopy Brouwer. ,,Op
het Willemsplein werd geschoten of zoiets; ik herinner me dat
iedereen wegrende en ik was opeens m'n familie kwijt. Ik vloog
een portiek in. Daar stond een man met een helm op, die me
meteen weer terugstuurde omdat het te gevaarlijk was vanwege
het glas en dergelijke. Vanaf de Apeldoornseweg zagen we vliegtuigen neerstorten.
Er stonden veel grote vrachtauto's en soldaten.''
,,We hebben eerst warm gegeten, toen de boel netjes opgeruimd
en daarna het huis goed afgesloten; het was maar voor een paar
dagen'', vertelt Maria Kooijman-Anneveld. ,,Die zondag liepen
we tot Dieren. We overnachtten er bij een vriendin van mijn
zus. We mochten daar blijven, maar we voelden ons niet veilig
bij de IJssel.''
Albert Ravestein liep de lange weg met een karretje en een
fiets zonder banden, getooid met een servet als witte vlag.
,,Duitse vrachtauto's passeerden ons richting Apeldoorn, met
daarin vuile mensen in vreemde uniformen en rode baretten;
krijgsgevangenen. We waren gedeprimeerd, teleurgesteld, verdrietig. We waren met een been in de
verlossende vrijheid geweest en liepen er nu zo ver vanaf.''
Jan Kramer ging naar Velp. ,,Volgens vader was de Apeldoornseweg te gevaarlijk. Daar drongen zich
Duitse vrachtwagens tussen de lange stoet evacuees en die werden door Engelse jachtvliegtuigen
beschoten.'' Vermoedelijk had hij gehoord dat op 26 september bij Beekbergen achttien evacuees het
leven lieten als gevolg van geallieerde beschietingen.
Met Duitser in een schuttersputje
Gerard Plooij maakte dichtbij Arnhem zo'n beschieting mee. ,,Ik
zat met zeven anderen sinds 1943 ondergedoken in de Imbosch
tussen Eerbeek en Loenen en besloot van de verwarring gebruik
te maken om in ons huis in Arnhem nog wat spullen op te halen.
In een chaotisch verlaten bovenwoning in de Steenstraat trof ik
een kooi met kanarie en een heel klein Keuls potje met wat
ranzige boter aan. Met het potje op m'n rug en de kooi bengelend aan het fietsstuur trapte ik omhoog, de Apeldoornseweg op.
Bijna boven aangekomen hoorde ik een machtig aanzwellend geluid
van tanks en vrachtwagens achter me... of was het een groep
bommenwerpers in de lucht? Ze waren het allebei! Met een alarm
stopte de colonne en de Duitsers stoven het bos in. Ook ik
rende voor m'n leven. Een Duitser trok me mee in een schuttersputje. De wil om te overleven
was zo groot dat ik me feilloos herinner hoe een klein zwart torretje tegen de wand omhoog
kroop; ik dacht: ga naar beneden, daar ben je veilig.... Een golf van explosies deed een heuse
aardbeving ontstaan. Het werd stikkedonker. Een stroom los zand viel op m'n lijf; zou ik
levend begraven worden? Toen volgde het signaal 'veilig'. Wezenloos stond ik naast het
schuttersputje in een donker bos.
Een handvat van het stuur stak nog net boven het zand uit. De
kanarie en de kooi zag ik nergens en ik heb er ook niet naar
gezocht. In de Imbosch kon ik alleen maar dat kleine Keulse
potje afleveren, nu tot de rand gevuld met zand. Een Duitser
was op die dag in september 1944 mijn beschermengel. Een andere
Duitser maakte deel uit van het vuurpeloton waarvoor in Rotterdam op 12 maart 1945 mijn
broer, samen met negentien anderen, het leven moest laten.''
'Opoe mot pisse!'
,,Al bijna aan het einde van een eindeloze stroom van mensen
met koffers, balen, handkarren en kinderwagens, rondom getooid
met witte vlaggen, verlieten ook wij ons huis, vertelt Robert
Dalman. ,,Onderweg zagen we een hoog opgeladen handkar, die
moeizaam werd voortgeduwd. Bovenop zat een oude vrouw op een
heuvel van kleren. Juist toen we passeerden riep een rasechte
Arnhemmer: 'Jan, stop es effe', maar Jan zwoegde voort. De
begeleider wond zich op en schreeuwde, goed verstaanbaar voor
iedereen in de buurt: 'Jan, stop nou godverdomme. Opoe mot
pisse!'. Ondanks alle ellende schaterde iedereen rond de kar
van de lach. Met behulp van diverse jongemannen werd opoe omlaag getakeld en naar de
struiken langs de weg gebracht.''
Wiet Roelofs ging op weg in een groep met buren en familie,
waaronder haar grootouders, een oom en tante en hun baby van
bijna vijf maanden. ,,Een oom had op een handwagen twee stoelen
geplaatst, voor mijn grootmoeder die ziek was en voor zijn 90-jarige vader. We trokken
richting Apeldoorn met als enige bagage wat we dragen konden; wat dekens en wat kleren -
de zondagse lieten we hangen, want het zou toch maar voor een paar dagen zijn. Bij de
Woeste Hoeve werd mijn broer Theo, die al maanden ernstig aan gewrichtsreuma leed, door
het Rode Kruis opgevangen en verder met een koetsje vervoerd; bij Beekbergen konden wij
op boerenwagens verder.''
Voor Philip van Gelderen werd de lange wandeling een lijdensweg. ,,Ik was al bijna drie
weken niet naar school geweest, omdat ik zweren aan mijn voeten had. Ik kreeg er een dun
verband om en voorzichtig werd ik in de hoge schoenen geperst. Na een barre strompeltocht
van vele uren bereikten we de Woeste Hoeve. Mijn zusjes en ik werden in een soort koetsje
gehesen en tussen enkele volwassenen gepropt. Regelmatig draaide de koetsier zich even om
en knikte ons vriendelijk toe. Na alle verdriet, angst, vermoeidheid en pijnlijke voeten
beschouwde ik de koetsier bijna als onze redder.''
En Bep Dikker herinnert zich: ,,Op het laatste stuk, toen mijn
voetjes me echt niet meer konden dragen, werd ik vervoerd door
een goedige bakker met een grote mand op zijn fiets. Maar toen
het deksel van de mand dichtging stond ik doodsangsten uit dat
ik er in zou stikken.''
De twee verloofden ieder aan een slaapeind
De inwoners van Arnhem-Zuid voelden zich als ratten in de val.
De brug naar het noorden was onbruikbaar; in het zuiden was de
geallieerde opmars net boven de Waalbrug bij Nijmegen tot staan
gekomen. ,,We vreesden midden in de gevechten terecht te komen
en besloten naar Huissen te lopen'', vertelt Simontje Geelof.
,,Met een hele stoet mensen bereikten we boerderij 'De Zilverkamp'. We werden daar fantastisch
opgevangen. Eten was er blijkbaar voldoende; ook vlees, omdat veel schapen dodelijk
gewond waren geraakt bij de beschietingen en moesten worden
geslacht. Na een paar dagen kregen we van de Duitsers toestemming om in groepjes over de
Rijnbrug te gaan. In Garderen vonden we tijdelijk huisvesting.''
,,Als elfjarige liep je gewoon mee; je had geen idee van de
stemming'', zegt Ger Ruuls. ,,In Beekbergen kregen we te horen
dat Apeldoorn onmogelijk nog meer mensen kon opvangen. Wij
werden er naar een boerderij gebracht. Op de deel was stro
neergelegd. De plaats van de koeien werd nu ingenomen door
weggestuurde Arnhemmers. Die ene nacht konden de twee verloofde
stelletjes naast elkaar slapen. De andere nachten had mijn
moeder dat anders geregeld. 'We gaan hier niet weg met meer dan
we gekomen zijn', was haar stelregel, en dus sliepen de stellen
voortaan gescheiden. En toen we later met een van die paren in een kippenhok woonden werden de
twee verloofden ieder aan het
slaapeind geplaatst. Pa en moe, twee broers en nog een zus
sliepen tussen hen in.''
Naar hoofdstuk 8. Moeke besefte niet wat er gebeurde
'Opoe mot pisse!'
,,Al bijna aan het einde van een eindeloze stroom van mensen
met koffers, balen, handkarren en kinderwagens, rondom getooid
met witte vlaggen, verlieten ook wij ons huis, vertelt Robert
Dalman. ,,Onderweg zagen we een hoog opgeladen handkar, die
moeizaam werd voortgeduwd. Bovenop zat een oude vrouw op een
heuvel van kleren. Juist toen we passeerden riep een rasechte
Arnhemmer: 'Jan, stop es effe', maar Jan zwoegde voort. De
begeleider wond zich op en schreeuwde, goed verstaanbaar voor
iedereen in de buurt: 'Jan, stop nou godverdomme. Opoe mot
pisse!'. Ondanks alle ellende schaterde iedereen rond de kar
van de lach. Met behulp van diverse jongemannen werd opoe omlaag getakeld en naar de
struiken langs de weg gebracht.''
Wiet Roelofs ging op weg in een groep met buren en familie,
waaronder haar grootouders, een oom en tante en hun baby van
bijna vijf maanden. ,,Een oom had op een handwagen twee stoelen
geplaatst, voor mijn grootmoeder die ziek was en voor zijn 90-jarige vader. We trokken
richting Apeldoorn met als enige bagage wat we dragen konden; wat dekens en wat kleren -
de zondagse lieten we hangen, want het zou toch maar voor een paar dagen zijn. Bij de
Woeste Hoeve werd mijn broer Theo, die al maanden ernstig aan gewrichtsreuma leed, door
het Rode Kruis opgevangen en verder met een koetsje vervoerd; bij Beekbergen konden wij
op boerenwagens verder.''
Voor Philip van Gelderen werd de lange wandeling een lijdensweg. ,,Ik was al bijna drie
weken niet naar school geweest, omdat ik zweren aan mijn voeten had. Ik kreeg er een dun
verband om en voorzichtig werd ik in de hoge schoenen geperst. Na een barre strompeltocht
van vele uren bereikten we de Woeste Hoeve. Mijn zusjes en ik werden in een soort koetsje
gehesen en tussen enkele volwassenen gepropt. Regelmatig draaide de koetsier zich even om
en knikte ons vriendelijk toe. Na alle verdriet, angst, vermoeidheid en pijnlijke voeten
beschouwde ik de koetsier bijna als onze redder.''
En Bep Dikker herinnert zich: ,,Op het laatste stuk, toen mijn
voetjes me echt niet meer konden dragen, werd ik vervoerd door
een goedige bakker met een grote mand op zijn fiets. Maar toen
het deksel van de mand dichtging stond ik doodsangsten uit dat
ik er in zou stikken.''
De twee verloofden ieder aan een slaapeind
De inwoners van Arnhem-Zuid voelden zich als ratten in de val.
De brug naar het noorden was onbruikbaar; in het zuiden was de
geallieerde opmars net boven de Waalbrug bij Nijmegen tot staan
gekomen. ,,We vreesden midden in de gevechten terecht te komen
en besloten naar Huissen te lopen'', vertelt Simontje Geelof.
,,Met een hele stoet mensen bereikten we boerderij 'De Zilverkamp'. We werden daar fantastisch
opgevangen. Eten was er blijkbaar voldoende; ook vlees, omdat veel schapen dodelijk
gewond waren geraakt bij de beschietingen en moesten worden
geslacht. Na een paar dagen kregen we van de Duitsers toestemming om in groepjes over de
Rijnbrug te gaan. In Garderen vonden we tijdelijk huisvesting.''
,,Als elfjarige liep je gewoon mee; je had geen idee van de
stemming'', zegt Ger Ruuls. ,,In Beekbergen kregen we te horen
dat Apeldoorn onmogelijk nog meer mensen kon opvangen. Wij
werden er naar een boerderij gebracht. Op de deel was stro
neergelegd. De plaats van de koeien werd nu ingenomen door
weggestuurde Arnhemmers. Die ene nacht konden de twee verloofde
stelletjes naast elkaar slapen. De andere nachten had mijn
moeder dat anders geregeld. 'We gaan hier niet weg met meer dan
we gekomen zijn', was haar stelregel, en dus sliepen de stellen
voortaan gescheiden. En toen we later met een van die paren in een kippenhok woonden werden de
twee verloofden ieder aan het
slaapeind geplaatst. Pa en moe, twee broers en nog een zus
sliepen tussen hen in.''
Naar hoofdstuk 8. Moeke besefte niet wat er gebeurde
,,Als elfjarige liep je gewoon mee; je had geen idee van de stemming'', zegt Ger Ruuls. ,,In Beekbergen kregen we te horen dat Apeldoorn onmogelijk nog meer mensen kon opvangen. Wij werden er naar een boerderij gebracht. Op de deel was stro neergelegd. De plaats van de koeien werd nu ingenomen door weggestuurde Arnhemmers. Die ene nacht konden de twee verloofde stelletjes naast elkaar slapen. De andere nachten had mijn moeder dat anders geregeld. 'We gaan hier niet weg met meer dan we gekomen zijn', was haar stelregel, en dus sliepen de stellen voortaan gescheiden. En toen we later met een van die paren in een kippenhok woonden werden de twee verloofden ieder aan het slaapeind geplaatst. Pa en moe, twee broers en nog een zus sliepen tussen hen in.''
Naar hoofdstuk 8. Moeke besefte niet wat er gebeurde
Terug naar Inhoud
Aangepast zoeken
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact