ARNHEM SPOOKSTAD
Hoofdstuk 17
Wanhoop over problemen onderweg
Toen Arnhem plotseling leegstroomde werd in de omliggende gemeenten op een bewonderenswaardige wijze geimproviseerd. Schoollokalen en andere gebouwen werden leeggemaakt om tijdelijk huisvesting te kunnen bieden, bewoners namen passanten in
huis en gaarkeukens werkten op volle toeren. Al gauw bleek dat
de evacuatie allerminst een tijdelijk karakter had. De beperkte
voedselvoorraden verminderden in een zorgwekkend tempo. De
gastvrijheid bleek zijn grenzen te hebben; de waarde van het
gezegde 'een gast en vis blijven drie dagen fris' werd menigmaal bewezen. De evacuees verspreidden zich in alle richtingen,
vaak naar familie in andere delen van het land; velen gingen
naar Friesland.
De ouders van de achtjarige John de Weijert waren eigenaar van
hotel Dreijeroord in Oosterbeek.
Na de Slag werden ze door de
Duitsers rucksichtslos' verwijderd. ,,We werden van elkaar
gescheiden. Mijn moeder en ik werden in Lunteren door het Rode
Kruis opgevangen. We vonden m'n stiefvader na enkele dagen
terug; hij escorteerde de evacuees die massaal over de wegen
liepen. Toen werden mijn ouders gevangen gezet door de Duitsers; ik weet nog steeds niet waarom. Eind november kwamen ze
vrij en al die tijd zat ik alleen in Schaarsbergen. Ik zag ze
weer terug in Harskamp, met hulp van het Rode Kruis. Ze waren
totaal berooid; hadden geen geld, kleding en eten meer. We
besloten naar Westmaas te gaan, in de Hoekse Waard, waar een
zus en een broer van m'n stiefvader woonden. De tocht duurde
enkele weken. We sliepen in kerken, hadden doorlopend honger en
aten eten dat door de Duitsers werd weggegooid. Meestal waren
we doorweekt van de regen, smerig en soms voelde ik me zo ziek
dat ik bang was dood te gaan. Eindelijk ariveerden we, totaal
uitgeput, bij mijn tante, die ons eerst niet eens herkende. Ze
hadden zeven kinderen en een klein huisje en het is een wonder
hoe ze de rest van de oorlog voor ons hebben kunnen zorgen.
Mijn ouders zijn niet meer teruggegaan naar Dreijeroord. Ze
zorgden ervoor dat het hotel werd herbouwd en gingen het verpachten; het is later verkocht. We emigreerden naar Canada waar ik ben blijven wonen. En sinds mijn naturalisatie in 1958 heet ik John Andrew Deweyert.''
Zwaar bewaakte IJsselbrug
< De IJsselbrug in Zutphen werd op 14 oktober 1944 gebombardeerd. (Oorlogsdodennijmegen.nl)
Al gauw moest Bertie Wemmers weer uit Rheden vertrekken, in de
richting van Twente. ,,Daar gingen we weer met een paar honderd
Arnhemmers; oude mensen van boven de zestig, vrouwen en kleine
kinderen, een witte vlag op alle wagens. In Zutphen moesten we
over de IJsselbrug, die zwaar bewaakt werd. De vrouw van oom
Jelle zat bovenop de wagen te zwaaien met een oud stuk papier
en riep dat het de ausweis van haar man was, en ze trapten er
nog in ook. Oom Jelle zelf plaagde de tewerkgestelde Hollanders
met: 'Werk maar goed voor de vijand, dan krijg je vanavond een
extra rantsoen'; die grappenmaker kwam er nog altijd goed door
ook.''
Bep Dikker vertrok in de herfst van 1944 van Apeldoorn naar
Friesland. ,,Aan de tocht heb ik nog een vage herinnering. Een
lange stoet van boerenwagens, vol met mensen. Ze werden beschoten door vliegtuigen, ondanks het feit dat ze witte
vlaggen droegen. Er vielen doden en gewonden; er werd geschreeuwd en gehuild. Een overnachting kan ik me nog goed
herinneren. Dat was in een klooster, waar de vaders en de moeders van de kinderen gescheiden werden, zodat ze eens lekker
door konden slapen. Maar het is heel gek, en ook best een
beetje eng, om 's nachts door een weliswaar lief nonnetje op de
pot gezet te worden.''
'Evacuezen'
,,Na zes weken in De Valk, in de gemeente Lunteren, zijn we via
het Rode Kruis naar Friesland geevacueerd. Mijn schoonzuster en
haar man woonden in Murmerwoude, ongeveer tien kilometer ten
zuiden van Dokkum, en hadden ons daar een plaats aangeboden'',
zegt Henny van Dolderen-Meijer. ,,Eerst gingen we met een
transport mee naar de stad Groningen. Daarna liepen we naar
Grijpskerk. Daar stond een zwart koetsje voor ons klaar. We
kwamen er op 19 november aan; mijn 31e verjaardag. Ik bleef er
tot mijn man op 31 mei 1945 uit krijgsgevangenschap terugkeerde.''
,,De boer in Apeldoorn vond dat de 'evacuezen' zijn hele
voorraad opaten en besliste dat de helft maar moest vertrekken.
Zo kwamen wij op de lijst voor Friesland terecht'', vertelt
Wiet Roelofs. ,,Op 6 januari was het zo ver. We vertrokken op
boerenwagens, een deken omgeslagen, de mannen lopend erachter;
broer Theo werd in verband met zijn reuma weer vervoerd door
het Rode Kruis. De eerste dag ging het tot Heerde. We sliepen
er in een klaslokaal met een aantal Arnhemse gezinnen, waaronder een stel vrolijke Limburgse zussen en een familie uit de
Hoogkamp, die zich duidelijk boven de anderen verheven voelde.
Midden in de nacht werd de 'deftige' vader, die zichzelf als
gevolg van een darmstoornis had bevuild, onder het licht in de
deuropening gezet en daar door vrouw en dochter schoongepoetst.... De Limburgse meisjes konden hun gegiechel nauwelijks onderdrukken.''
De meeste familie van Ger Ruuls woonde in de provincie Groningen, zodat herhaaldelijk werd overwogen om vanuit Beekbergen
naar het hoge Noorden te gaan. ,,Het meetrekken met een konvooi
werd door iedereen afgeraden, omdat je dan onder de luizen kwam
te zitten. Daarom besloten we onderweg bij boeren om onderdak
te vragen. Mijn oudere broer en aanstaande zwager bleven
achter; zij waren rond de twintig en zouden op de IJsselbrug
bij Deventer zeker worden opgepakt. We waren die brug nog niet
over of er was luchtalarm. We schuilden in een portiek, maar
gelukkig gebeurde er niets. Het karretje, dat mijn vader had
gemaakt met behulp van twee fietswielen, bleek te zwaar beladen. De spaken gingen los, de wielen werden krom en ik moest
met een touw vooraan de zaak in evenwicht houden, maar zo ging
dat echt niet. Toen moesten we ook nog om onderdak vragen.
Wanneer ik er aan terugdenk voel ik opnieuw de wanhoop opkomen
die je op zulke momenten voelt.''
'Mensen uit de steden stelen en vernielen'
Op het eerste adres in Diepenveen was de familie Ruuls niet
welkom. 'Geen plaats', zei de boer. 'Ik heb slechte ervaringen
met mensen uit de steden; ze stelen en ze vernielen'. Op het
tweede hadden ze meer succes. ,,We werden onthaald op een maaltijd. Zelf hadden ze net het eten op; de lege borden stonden
nog op tafel. Ze werden weer volgeschept met pap en ik kreeg
een lepel in mijn hand gedrukt waarmee net gegeten was. Dat
vond ik niet bepaald smakelijk en dat liet ik waarschijnlijk
blijken. Maar mijn moeder maakte me zeer nadrukkelijk duidelijk
dat ik me niet moest aanstellen: 'Snotneus, eet op!'. En de
volgende morgen kregen we ergens twee autowielen met houten
spaken. Het karretje reed weer fantastisch.''
Uiteindelijk werd de provincie Groningen bereikt. ,,In Gasselternijeveen passeerden we een melkkar. De melkboer bleek een neef van mijn moeder en zij groette met zijn naam. 'Och, Annie, bist doe dat', zei hij. 'Ik zeg net tegen de klant die ik hielp: doar kommen weer zo'n stel zigeuners an, en noe bist doe
dat mit Chris en de kinders'.''
Ontluizing
De omstandigheden op de overnachtingsadressen onderweg waren
meestal uitermate primitief. ,,We waren al twee weken onderweg
toen we in Steenwijkerwold eindelijk gelegenheid kregen onszelf
eens lekker te wassen'', zegt Wiet Roelofs. ,,Een emmer warm
water, een handdoek en een kamerscherm is dan een ongekende
luxe.''
Voor Bertie Wemmers ging de rit na een opnieuw zeer tijdelijk
verblijf in Goor eind januari of begin februari verder naar een
schoolgebouw in Wierden, waar veel evacuees uit Lobith verbleven. ,,Er waren twee lokalen met stro op de grond; een voor de
vrouwen en kinderen en een voor de oudere jongens en mannen.
Wat werd er gemopperd op het Rode Kruis, van 'waarom hebben ze
ons niet gelaten waar we waren'. Eerst moesten de vrouwen en
kinderen allemaal onder de douche en daarna alle mannen. Was je
klaar, dan kreeg je een soort poeder op je kop gestrooid en
daaroverheen een kapje; om te zien of je luizen had. Er werd
heel wat afgehuild en gevloekt. Ik weet nog wel dat ik niet
goed geslapen heb en er aan dacht weg te lopen. Want er zouden
genoeg vriendelijke boeren zijn die me zouden willen opnemen.
Maar gelukkig kwam ook aan deze ellende een eind.''
Naar hoofdstuk 18. 't Was net een veemarkt
,,De boer in Apeldoorn vond dat de 'evacuezen' zijn hele voorraad opaten en besliste dat de helft maar moest vertrekken. Zo kwamen wij op de lijst voor Friesland terecht'', vertelt Wiet Roelofs. ,,Op 6 januari was het zo ver. We vertrokken op boerenwagens, een deken omgeslagen, de mannen lopend erachter; broer Theo werd in verband met zijn reuma weer vervoerd door het Rode Kruis. De eerste dag ging het tot Heerde. We sliepen er in een klaslokaal met een aantal Arnhemse gezinnen, waaronder een stel vrolijke Limburgse zussen en een familie uit de Hoogkamp, die zich duidelijk boven de anderen verheven voelde. Midden in de nacht werd de 'deftige' vader, die zichzelf als gevolg van een darmstoornis had bevuild, onder het licht in de deuropening gezet en daar door vrouw en dochter schoongepoetst.... De Limburgse meisjes konden hun gegiechel nauwelijks onderdrukken.''
De meeste familie van Ger Ruuls woonde in de provincie Groningen, zodat herhaaldelijk werd overwogen om vanuit Beekbergen naar het hoge Noorden te gaan. ,,Het meetrekken met een konvooi werd door iedereen afgeraden, omdat je dan onder de luizen kwam te zitten. Daarom besloten we onderweg bij boeren om onderdak te vragen. Mijn oudere broer en aanstaande zwager bleven achter; zij waren rond de twintig en zouden op de IJsselbrug bij Deventer zeker worden opgepakt. We waren die brug nog niet over of er was luchtalarm. We schuilden in een portiek, maar gelukkig gebeurde er niets. Het karretje, dat mijn vader had gemaakt met behulp van twee fietswielen, bleek te zwaar beladen. De spaken gingen los, de wielen werden krom en ik moest met een touw vooraan de zaak in evenwicht houden, maar zo ging dat echt niet. Toen moesten we ook nog om onderdak vragen. Wanneer ik er aan terugdenk voel ik opnieuw de wanhoop opkomen die je op zulke momenten voelt.''
'Mensen uit de steden stelen en vernielen'
Op het eerste adres in Diepenveen was de familie Ruuls niet
welkom. 'Geen plaats', zei de boer. 'Ik heb slechte ervaringen
met mensen uit de steden; ze stelen en ze vernielen'. Op het
tweede hadden ze meer succes. ,,We werden onthaald op een maaltijd. Zelf hadden ze net het eten op; de lege borden stonden
nog op tafel. Ze werden weer volgeschept met pap en ik kreeg
een lepel in mijn hand gedrukt waarmee net gegeten was. Dat
vond ik niet bepaald smakelijk en dat liet ik waarschijnlijk
blijken. Maar mijn moeder maakte me zeer nadrukkelijk duidelijk
dat ik me niet moest aanstellen: 'Snotneus, eet op!'. En de
volgende morgen kregen we ergens twee autowielen met houten
spaken. Het karretje reed weer fantastisch.''
Uiteindelijk werd de provincie Groningen bereikt. ,,In Gasselternijeveen passeerden we een melkkar. De melkboer bleek een neef van mijn moeder en zij groette met zijn naam. 'Och, Annie, bist doe dat', zei hij. 'Ik zeg net tegen de klant die ik hielp: doar kommen weer zo'n stel zigeuners an, en noe bist doe
dat mit Chris en de kinders'.''
Ontluizing
De omstandigheden op de overnachtingsadressen onderweg waren
meestal uitermate primitief. ,,We waren al twee weken onderweg
toen we in Steenwijkerwold eindelijk gelegenheid kregen onszelf
eens lekker te wassen'', zegt Wiet Roelofs. ,,Een emmer warm
water, een handdoek en een kamerscherm is dan een ongekende
luxe.''
Voor Bertie Wemmers ging de rit na een opnieuw zeer tijdelijk
verblijf in Goor eind januari of begin februari verder naar een
schoolgebouw in Wierden, waar veel evacuees uit Lobith verbleven. ,,Er waren twee lokalen met stro op de grond; een voor de
vrouwen en kinderen en een voor de oudere jongens en mannen.
Wat werd er gemopperd op het Rode Kruis, van 'waarom hebben ze
ons niet gelaten waar we waren'. Eerst moesten de vrouwen en
kinderen allemaal onder de douche en daarna alle mannen. Was je
klaar, dan kreeg je een soort poeder op je kop gestrooid en
daaroverheen een kapje; om te zien of je luizen had. Er werd
heel wat afgehuild en gevloekt. Ik weet nog wel dat ik niet
goed geslapen heb en er aan dacht weg te lopen. Want er zouden
genoeg vriendelijke boeren zijn die me zouden willen opnemen.
Maar gelukkig kwam ook aan deze ellende een eind.''
Naar hoofdstuk 18. 't Was net een veemarkt
Voor Bertie Wemmers ging de rit na een opnieuw zeer tijdelijk verblijf in Goor eind januari of begin februari verder naar een schoolgebouw in Wierden, waar veel evacuees uit Lobith verbleven. ,,Er waren twee lokalen met stro op de grond; een voor de vrouwen en kinderen en een voor de oudere jongens en mannen. Wat werd er gemopperd op het Rode Kruis, van 'waarom hebben ze ons niet gelaten waar we waren'. Eerst moesten de vrouwen en kinderen allemaal onder de douche en daarna alle mannen. Was je klaar, dan kreeg je een soort poeder op je kop gestrooid en daaroverheen een kapje; om te zien of je luizen had. Er werd heel wat afgehuild en gevloekt. Ik weet nog wel dat ik niet goed geslapen heb en er aan dacht weg te lopen. Want er zouden genoeg vriendelijke boeren zijn die me zouden willen opnemen. Maar gelukkig kwam ook aan deze ellende een eind.''
Naar hoofdstuk 18. 't Was net een veemarkt
Terug naar Inhoud
Aangepast zoeken
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact