Arnhem Spookstad - Evacuatie na de Slag, 1944-'45


ARNHEM SPOOKSTAD


Hoofdstuk 17

Wanhoop over problemen onderweg

Toen Arnhem plotseling leegstroomde werd in de omliggende gemeenten op een bewonderenswaardige wijze geimproviseerd. Schoollokalen en andere gebouwen werden leeggemaakt om tijdelijk huisvesting te kunnen bieden, bewoners namen passanten in huis en gaarkeukens werkten op volle toeren. Al gauw bleek dat de evacuatie allerminst een tijdelijk karakter had. De beperkte voedselvoorraden verminderden in een zorgwekkend tempo. De gastvrijheid bleek zijn grenzen te hebben; de waarde van het gezegde 'een gast en vis blijven drie dagen fris' werd menigmaal bewezen. De evacuees verspreidden zich in alle richtingen, vaak naar familie in andere delen van het land; velen gingen naar Friesland.
De ouders van de achtjarige John de Weijert waren eigenaar van hotel Dreijeroord in Oosterbeek. Na de Slag werden ze door de Duitsers rucksichtslos' verwijderd. ,,We werden van elkaar gescheiden. Mijn moeder en ik werden in Lunteren door het Rode Kruis opgevangen. We vonden m'n stiefvader na enkele dagen terug; hij escorteerde de evacuees die massaal over de wegen liepen. Toen werden mijn ouders gevangen gezet door de Duitsers; ik weet nog steeds niet waarom. Eind november kwamen ze vrij en al die tijd zat ik alleen in Schaarsbergen. Ik zag ze weer terug in Harskamp, met hulp van het Rode Kruis. Ze waren totaal berooid; hadden geen geld, kleding en eten meer. We besloten naar Westmaas te gaan, in de Hoekse Waard, waar een zus en een broer van m'n stiefvader woonden. De tocht duurde enkele weken. We sliepen in kerken, hadden doorlopend honger en aten eten dat door de Duitsers werd weggegooid. Meestal waren we doorweekt van de regen, smerig en soms voelde ik me zo ziek dat ik bang was dood te gaan. Eindelijk ariveerden we, totaal uitgeput, bij mijn tante, die ons eerst niet eens herkende. Ze hadden zeven kinderen en een klein huisje en het is een wonder hoe ze de rest van de oorlog voor ons hebben kunnen zorgen. Mijn ouders zijn niet meer teruggegaan naar Dreijeroord. Ze zorgden ervoor dat het hotel werd herbouwd en gingen het verpachten; het is later verkocht. We emigreerden naar Canada waar ik ben blijven wonen. En sinds mijn naturalisatie in 1958 heet ik John Andrew Deweyert.''

Zwaar bewaakte IJsselbrug

IJsselbrug < De IJsselbrug in Zutphen werd op 14 oktober 1944 gebombardeerd. (Oorlogsdodennijmegen.nl)

Al gauw moest Bertie Wemmers weer uit Rheden vertrekken, in de richting van Twente. ,,Daar gingen we weer met een paar honderd Arnhemmers; oude mensen van boven de zestig, vrouwen en kleine kinderen, een witte vlag op alle wagens. In Zutphen moesten we over de IJsselbrug, die zwaar bewaakt werd. De vrouw van oom Jelle zat bovenop de wagen te zwaaien met een oud stuk papier en riep dat het de ausweis van haar man was, en ze trapten er nog in ook. Oom Jelle zelf plaagde de tewerkgestelde Hollanders met: 'Werk maar goed voor de vijand, dan krijg je vanavond een extra rantsoen'; die grappenmaker kwam er nog altijd goed door ook.''
Bep Dikker vertrok in de herfst van 1944 van Apeldoorn naar Friesland. ,,Aan de tocht heb ik nog een vage herinnering. Een lange stoet van boerenwagens, vol met mensen. Ze werden beschoten door vliegtuigen, ondanks het feit dat ze witte vlaggen droegen. Er vielen doden en gewonden; er werd geschreeuwd en gehuild. Een overnachting kan ik me nog goed herinneren. Dat was in een klooster, waar de vaders en de moeders van de kinderen gescheiden werden, zodat ze eens lekker door konden slapen. Maar het is heel gek, en ook best een beetje eng, om 's nachts door een weliswaar lief nonnetje op de pot gezet te worden.''

'Evacuezen'

,,Na zes weken in De Valk, in de gemeente Lunteren, zijn we via het Rode Kruis naar Friesland geevacueerd. Mijn schoonzuster en haar man woonden in Murmerwoude, ongeveer tien kilometer ten zuiden van Dokkum, en hadden ons daar een plaats aangeboden'', zegt Henny van Dolderen-Meijer. ,,Eerst gingen we met een transport mee naar de stad Groningen. Daarna liepen we naar Grijpskerk. Daar stond een zwart koetsje voor ons klaar. We kwamen er op 19 november aan; mijn 31e verjaardag. Ik bleef er tot mijn man op 31 mei 1945 uit krijgsgevangenschap terugkeerde.''
,,De boer in Apeldoorn vond dat de 'evacuezen' zijn hele voorraad opaten en besliste dat de helft maar moest vertrekken. Zo kwamen wij op de lijst voor Friesland terecht'', vertelt Wiet Roelofs. ,,Op 6 januari was het zo ver. We vertrokken op boerenwagens, een deken omgeslagen, de mannen lopend erachter; broer Theo werd in verband met zijn reuma weer vervoerd door het Rode Kruis. De eerste dag ging het tot Heerde. We sliepen er in een klaslokaal met een aantal Arnhemse gezinnen, waaronder een stel vrolijke Limburgse zussen en een familie uit de Hoogkamp, die zich duidelijk boven de anderen verheven voelde. Midden in de nacht werd de 'deftige' vader, die zichzelf als gevolg van een darmstoornis had bevuild, onder het licht in de deuropening gezet en daar door vrouw en dochter schoongepoetst.... De Limburgse meisjes konden hun gegiechel nauwelijks onderdrukken.''
De meeste familie van Ger Ruuls woonde in de provincie Groningen, zodat herhaaldelijk werd overwogen om vanuit Beekbergen naar het hoge Noorden te gaan. ,,Het meetrekken met een konvooi werd door iedereen afgeraden, omdat je dan onder de luizen kwam te zitten. Daarom besloten we onderweg bij boeren om onderdak te vragen. Mijn oudere broer en aanstaande zwager bleven achter; zij waren rond de twintig en zouden op de IJsselbrug bij Deventer zeker worden opgepakt. We waren die brug nog niet over of er was luchtalarm. We schuilden in een portiek, maar gelukkig gebeurde er niets. Het karretje, dat mijn vader had gemaakt met behulp van twee fietswielen, bleek te zwaar beladen. De spaken gingen los, de wielen werden krom en ik moest met een touw vooraan de zaak in evenwicht houden, maar zo ging dat echt niet. Toen moesten we ook nog om onderdak vragen. Wanneer ik er aan terugdenk voel ik opnieuw de wanhoop opkomen die je op zulke momenten voelt.''

'Mensen uit de steden stelen en vernielen'

Op het eerste adres in Diepenveen was de familie Ruuls niet welkom. 'Geen plaats', zei de boer. 'Ik heb slechte ervaringen met mensen uit de steden; ze stelen en ze vernielen'. Op het tweede hadden ze meer succes. ,,We werden onthaald op een maaltijd. Zelf hadden ze net het eten op; de lege borden stonden nog op tafel. Ze werden weer volgeschept met pap en ik kreeg een lepel in mijn hand gedrukt waarmee net gegeten was. Dat vond ik niet bepaald smakelijk en dat liet ik waarschijnlijk blijken. Maar mijn moeder maakte me zeer nadrukkelijk duidelijk dat ik me niet moest aanstellen: 'Snotneus, eet op!'. En de volgende morgen kregen we ergens twee autowielen met houten spaken. Het karretje reed weer fantastisch.'' Uiteindelijk werd de provincie Groningen bereikt. ,,In Gasselternijeveen passeerden we een melkkar. De melkboer bleek een neef van mijn moeder en zij groette met zijn naam. 'Och, Annie, bist doe dat', zei hij. 'Ik zeg net tegen de klant die ik hielp: doar kommen weer zo'n stel zigeuners an, en noe bist doe dat mit Chris en de kinders'.''

Ontluizing

De omstandigheden op de overnachtingsadressen onderweg waren meestal uitermate primitief. ,,We waren al twee weken onderweg toen we in Steenwijkerwold eindelijk gelegenheid kregen onszelf eens lekker te wassen'', zegt Wiet Roelofs. ,,Een emmer warm water, een handdoek en een kamerscherm is dan een ongekende luxe.''
Voor Bertie Wemmers ging de rit na een opnieuw zeer tijdelijk verblijf in Goor eind januari of begin februari verder naar een schoolgebouw in Wierden, waar veel evacuees uit Lobith verbleven. ,,Er waren twee lokalen met stro op de grond; een voor de vrouwen en kinderen en een voor de oudere jongens en mannen. Wat werd er gemopperd op het Rode Kruis, van 'waarom hebben ze ons niet gelaten waar we waren'. Eerst moesten de vrouwen en kinderen allemaal onder de douche en daarna alle mannen. Was je klaar, dan kreeg je een soort poeder op je kop gestrooid en daaroverheen een kapje; om te zien of je luizen had. Er werd heel wat afgehuild en gevloekt. Ik weet nog wel dat ik niet goed geslapen heb en er aan dacht weg te lopen. Want er zouden genoeg vriendelijke boeren zijn die me zouden willen opnemen. Maar gelukkig kwam ook aan deze ellende een eind.''


Naar hoofdstuk 18. 't Was net een veemarkt

Terug naar Inhoud

Aangepast zoeken

ANDRÉ HORLINGS OP INTERNET:
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact


© André Horlings

Make a free website with Yola