ARNHEM SPOOKSTAD
Hoofdstuk 18
't Was net een veemarkt
Wanneer een konvooi evacuees op de eindbestemming aankwam stond
meestal het hele dorp op de uitkijk. Veel boeren en particulieren hadden vrijwillig ruimte voor de vluchtelingen beschikbaar
gesteld; ze kregen daar bovendien een vergoeding voor. Anderen
werden tot 'gastvrijheid' gedwongen, en dat maakte het verblijf
er vaak bijzonder onaangenaam.
,,Uiteindelijk waren we terechtgekomen in Kerspel-Goor'', vertelt Bertie Wemmers. ,,Alle Arnhemse gezinnen moesten op het
schoolplein gaan staan, in groepjes bij elkaar. De boeren uit
de buurt konden uitzoeken wie ze mee wilden nemen; het was net
een veemarkt. Wij kwamen terecht bij boer Veneklaas; opoe en
opa vijf minuten verder bij boer Nijland. Op de boerderij was
opoe Veneklaas de baas. Zij was een heel mooie vrouw met prachtig wit haar en Twentse klederdracht. Ze vond dat evacuees lekker moesten eten. De snijbonen met een grote lap spek waren
heerlijk. Ik vertelde dat ik met paarden kon omgaan. Hoe kon
dat nou, want ik was nog zo jong. Maar ik zei: ik help de melkboer, dan mag ik rijden, en die heeft klanten in de hele stad. Toen mocht ik de mestkar rijden en 's avonds beaamden ze dat dat kleine baasje van bijna dertien prima met paard en wagen
was omgegaan. Maar na een paar dagen moesten we ruimte maken
voor evacuees uit Lobith. Opoe Veneklaas stuurde haar schoonzoon
nog op de fiets naar Markelo om te zeggen dat ze ons wilde
houden, en toen dat niet hielp de boer zelf, maar ze gaven niet
toe.''
Goedkope arbeidskracht
Het volgende adres was Bornerbroek, waar de gastheer in Bertie
al gauw een zeer goedkope arbeider ontdekte. Het werk was bepaald niet zonder risico. ,,We kregen een plaats bij een keuterboertje die ook melkrijder was. Ik ging hem helpen. De derde
dag zei de boer dat hij hoofdpijn had en hij vroeg of ik de
route alleen wilde doen. Dat was een kolfje naar mijn hand. Ik
spande het paard in, dat was misschien nog ouder dan ik; ik
voelde me een echte voerman. Sommige bussen kreeg ik met moeite
op de kar maar bij de fabriek hoefde ik niets te doen. Het werd
mijn dagelijkse werk; ik denk dat iedereen daar mij wel kende.
Maar op een dag was het behoorlijk druk met vliegtuigen in de
lucht; ze maakten een duikvlucht om te zien wat dat kleine
kereltje vervoerde. Mijn moeder vond het te gevaarlijk worden,
want dichtbij was een installatie voor de lancering van V-1-wapens. Toen schold de boer haar uit. Hij zei dat de evacuees
het maar gemakkelijk hadden en dat alle Arnhemse vrouwen hoeren
waren. Dat pikte mijn moeder natuurlijk niet. Het werd een hele
rel, zijn vrouw was furieus en zei dat hij zijn excuses aan
moest bieden. Dat weigerde hij, maar de volgende dag ging ook
zijn vader zich ermee bemoeien en kwam hij vertellen dat het
hem speet. Maar ja, de sfeer was verziekt.''
Een stoof met een brandende turf
Kinderen van het personeel van de Melkfabriek Hollandia in Vlaardingen bewaarden wel dankbare
herinneringen aan hun
verblijf februari-juli 1945 in Rijperkerk (gemeente Tietjerksteradeel), gezien deze plaquette
die er is nagelaten (4en5mei.nl) >
Een stoof met een brandende turf
Wiet Roelofs kreeg in Leeuwarden te horen dat Tietjerksteradeel
de eindbestemming was. ,,We hadden er nog nooit van gehoord en
het kostte enige moeite voor we het zonder haperen uit konden
spreken. We werden 'onder zeil' vervoerd naar Oenkerk, waar ons
gezin in drieen werd gesplitst. Mijn jongste broertje en ik
werden toegewezen aan een weduwe, die 'Jinze-Hinke' werd genoemd. Zij had zich verzet tegen het opnemen van evacuees en
hals over kop was haar dochter getrouwd om ze tegen te kunnen
houden. Dat was dus niet gelukt, maar we hebben er nooit enige
hartelijkheid ondervonden. We kregen een heel klein zijkamertje
vooraan de deel met een tafeltje en twee stoelen. De enige
verwarming die we hadden was een stoof met een stukje brandende
turf - het was nog januari! Binnen mochten we niet komen. Moeder vond gelukkig al gauw een andere plek.''
Piet Schreuder kwam via Velp en Ede in Leusden onder Amersfoort
terecht. Aan zijn eerste gastgezin bewaart hij geen dankbare
herinneringen. ,,We werden naar een boerderij gebracht en sliepen de eerste nacht boven de koeien. Daarna werd het bakhuis
voor ons ingericht; een eenkamerhuisje met een grote schoorsteen. De boer was een 'zunige', zeiden ze in de buurt, hoewel
hij de rijkste uit de streek was. En dat merkten we. 'De staadsen mosten met de kop tegen de muur opvliegen van de honger',
zei hij weleens. Dat duurde totdat een buurmeisje langskwam,
Jopie van den Broek. Ik was negentien jaar en stond op het erf
van de boer hout te hakken; zij was elf en had een rode strik
in haar zwarte haar. 'Mijn moeder vroeg, wanneer kom jie noe
iens bie ons op visite', vroeg ze in het plaatselijke dialect.
's Avonds sloop ik stiekum achter de heg langs naar haar huis
geslopen, want het was sperrtijd en op de weg liepen soldaten.
Ik werd er hartelijk ontvangen. Haar moeder, een grote, vriendelijke vrouw, nam direct de leiding. 'De vluchtelingen moeten direct geholpen worden. Ze moeten merken dat hier ook aardige mensen wonen', vond ze. Toen geloofden we weer in de mensheid. We doorleefden samen de angstige razzia's en beschietingen. We hadden oergezellige spelletjesavonden met de kinderen uit de buurt, om de tafel bij het licht van een fietslampje. En we hadden goede gesprekken, die de lange laatste maanden dragelijk maakten. We hebben in die tijd de aardigste mensen leren kennen.''
De taal was even wennen
Ook Diny van Harten kijkt met plezier terug op haar evacuatietijd. ,,Wij kwamen eerst in Veenendaal terecht en zijn daar drie maanden gebleven. Maar we waren op die boerderij met te
veel mensen. De sfeer was niet geweldig en mijn vader besloot
een ander onderdak te zoeken. Zo zijn we op 15 december richting Friesland gefietst; vader, moeder, broer van tien jaar en
ikzelf. Een andere broer, van negentien, kon niet mee, want hij
zou onmiddellijk opgepakt worden. De tocht duurde zeven dagen.
Toen kwamen we eindelijk in Leeuwarden aan en daar werden we
met vele anderen in boten geladen naar Dokkum. Het was naar
mijn gevoel een ontzettend lange tocht, maar de organisatie was
perfect. We zaten met z'n allen onderin de boot en werden goed
voorzien van brood en melk. In Dokkum werden we gedistribueerd
over de verschillende dorpen en zo gingen we de volgende dag
weer in de boot, richting Birdaard.''
Op de eindbestemming werd het gezelschap eerst door een verpleegster op ziekte en ongedierte gecontroleerd. Toen volgde de verdeling van het gezin, over verschillende families. ,,Ik kwam bij aannemer Cuperus terecht. We zijn er ruim zes maanden geweest, die vreselijke winter die toen volgde. We zijn ontzettend goed behandeld; het leek wel of we familie waren. Ik was zestien jaar en werd door de jongeren van het dorp meteen in
hun kring opgenomen. De taal was even wennen, maar we konden al
gauw alles verstaan. We hebben er veel plezier gehad, ook al
doordat de druk van de oorlogshandelingen er niet zo direct
aanwezig was. Voor mijn ouders was het moeilijker, maar zij
sloegen zich er dankzij hun gastgezin dapper en goed doorheen.''
Van Zanten was niet te troosten
Kees Brakenhoff kwam terecht in Baarn en werd als noodhulp
ingezet in een kasteel buiten het dorp, waar bejaarden uit
Arnhem waren ondergebracht. Hij bewaart dankbare herinneringen
aan Anita, een collega, waarmee hij veel plezier beleefde, en
aan verschillende ouderen die aan hun zorgen waren toevertrouwd. ,,Ik prees me gelukkig dat ik jong was en niet als
bejaarde de verschrikkingen van de oorlog hoefde mee te maken,
zoals de evacuees die we verzorgden. Ik kan me sommigen nog wel
herinneren: Van As, de oud-zeeman, die moppen kwam tappen als
wij 's nachts op wacht zaten en hij niet kon slapen. Ze waren
niet altijd even netjes en Anita kwam er dan later op terug,
want een intieme sfeer schiep. Van Balen, die op alles en iedereen kankerde; niemand kon bij hem ooit wat goed doen. Op een
avond gaf ik hem een kruik met ijskoud water; het vroor dat het
kraakte en de slaapzalen waren onverwarmd, alleen in de zitkamer waar we op wacht zaten brandde een klein potkacheltje, dat
we met houtblokken roodgloeiend stookten. Hij had niet gezien
dat ik die kruik aan het voeteneind onder zijn dekens had geschoven en toen hij even later begon te jammeren vroeg ik Anita
even te gaan kijken, zodat ze een lawine van verwensingen en
verwijten over zich heen kreeg gestort. Een flauwe grap, dat
geef ik grif toe, en zij had er terecht gloeiend de pest over
in. En dan Van Zanten, die dag en nacht z'n schipperspetje
ophield en urenlang wezenloos uit het raam staarde. Door de
oorlogshandelingen had hij z'n vrouw, z'n boerderij en al het
vee verloren. Hij kon het niet bevatten en begreep niet waaraan
hij dat na een lang leven had verdiend. We waren niet in staat
om hem te troosten en voelden ons volkomen machteloos. De vrouwen pasten zich gemakkelijker aan en waren dankbaar, zoals hun
generatie dat was geleerd. Ze waren blij tot rust te kunnen komen en met de extra rantsoenen die aan dit soort opvangcentra
werden verstrekt. Later kregen ze ook nog te maken met schurft
- scabies noemden we die aandoening iets minder bedreigend -
wat betekende dat het hele lichaam vierentwintig uur in de
teerzalf moest; wij naast het bed om krabben te voorkomen en
het slachtoffer regelmatig in te smeren. De Moffen werden er
wel mee buiten de deur gehouden tijdens razzia's, nadat we een
groot bord met 'scabies' op de voordeur hadden getimmerd. Na de
bevrijding heb ik nog een paar maanden met Anita gecorrespondeerd. Daarna zijn we elkaar uit het oog verloren. De afstand was te groot, er was veel te doen en er was geen tijd voor
sentimenten. Ik hoop dat ze nog leeft.''
Handige oom
Als gevolg van de verduisteringsmaatregelen (hier in Tilburg) heerste 's nachts diepe duisternis boven Nederland (Hetgeheugenvannederland.nl) >
Van Zanten was niet te troosten
Kees Brakenhoff kwam terecht in Baarn en werd als noodhulp
ingezet in een kasteel buiten het dorp, waar bejaarden uit
Arnhem waren ondergebracht. Hij bewaart dankbare herinneringen
aan Anita, een collega, waarmee hij veel plezier beleefde, en
aan verschillende ouderen die aan hun zorgen waren toevertrouwd. ,,Ik prees me gelukkig dat ik jong was en niet als
bejaarde de verschrikkingen van de oorlog hoefde mee te maken,
zoals de evacuees die we verzorgden. Ik kan me sommigen nog wel
herinneren: Van As, de oud-zeeman, die moppen kwam tappen als
wij 's nachts op wacht zaten en hij niet kon slapen. Ze waren
niet altijd even netjes en Anita kwam er dan later op terug,
want een intieme sfeer schiep. Van Balen, die op alles en iedereen kankerde; niemand kon bij hem ooit wat goed doen. Op een
avond gaf ik hem een kruik met ijskoud water; het vroor dat het
kraakte en de slaapzalen waren onverwarmd, alleen in de zitkamer waar we op wacht zaten brandde een klein potkacheltje, dat
we met houtblokken roodgloeiend stookten. Hij had niet gezien
dat ik die kruik aan het voeteneind onder zijn dekens had geschoven en toen hij even later begon te jammeren vroeg ik Anita
even te gaan kijken, zodat ze een lawine van verwensingen en
verwijten over zich heen kreeg gestort. Een flauwe grap, dat
geef ik grif toe, en zij had er terecht gloeiend de pest over
in. En dan Van Zanten, die dag en nacht z'n schipperspetje
ophield en urenlang wezenloos uit het raam staarde. Door de
oorlogshandelingen had hij z'n vrouw, z'n boerderij en al het
vee verloren. Hij kon het niet bevatten en begreep niet waaraan
hij dat na een lang leven had verdiend. We waren niet in staat
om hem te troosten en voelden ons volkomen machteloos. De vrouwen pasten zich gemakkelijker aan en waren dankbaar, zoals hun
generatie dat was geleerd. Ze waren blij tot rust te kunnen komen en met de extra rantsoenen die aan dit soort opvangcentra
werden verstrekt. Later kregen ze ook nog te maken met schurft
- scabies noemden we die aandoening iets minder bedreigend -
wat betekende dat het hele lichaam vierentwintig uur in de
teerzalf moest; wij naast het bed om krabben te voorkomen en
het slachtoffer regelmatig in te smeren. De Moffen werden er
wel mee buiten de deur gehouden tijdens razzia's, nadat we een
groot bord met 'scabies' op de voordeur hadden getimmerd. Na de
bevrijding heb ik nog een paar maanden met Anita gecorrespondeerd. Daarna zijn we elkaar uit het oog verloren. De afstand was te groot, er was veel te doen en er was geen tijd voor
sentimenten. Ik hoop dat ze nog leeft.''
Handige oom
Als gevolg van de verduisteringsmaatregelen (hier in Tilburg) heerste 's nachts diepe duisternis boven Nederland (Hetgeheugenvannederland.nl) >
Gerri van Nes woonde in Woerden en kreeg er evacuees te logeren:
haar oom Henny Minkema, zijn vrouw en zijn vier maanden oude
dochtertje Loesje; het meisje zou acht jaar later overlijden.
,,Mijn zus en ik moesten van onze slaapkamer af; dat was de
grootste van de kinderkamers. Van kennissen leenden we een
twijfelaar van 1,80 meter, die veel te krap was, want oom was
1,94 meter en hij trapte in de ijzige winter regelmatig de
aluminium kruik in de kreukels. Dan droomde hij dat-ie met zijn
autootje van een lange helling afreed, wist dat er een scherpe
bocht zou komen en ging remmen. Al dromend werd dan het rempedaal krachtig ingedrukt, met een vochtig resultaat.''
Honger werd er niet geleden. ,,We hadden een grote tuin en
daardoor voldoende voedsel. Elektriciteit was een probleem; die
was er wel, maar de meter was verzegeld en we zaten 's avonds
bij een carbidlampje - stroom was er alleen voor de bezetter.
Toen zei oom Henny: 'Ik ben de bezetter van dit huis en ik heb
recht op stroom', en hij legde een klein handig kabeltje buiten
de meter om, dat in geval van ongewenst bezoek met een zwaai
verwijderd kon worden. Het was een 'levensgevaarlijk' geheim
voor ons allemaal, want niemand mocht het weten. Maar er kon
overdag gestofzuigd worden; dan zat hij met ons achter de vleugel lawaai te maken en ramde er een jazz-achtig Wilhelmus uit.
De komst van mijn oom bracht weer sfeer in huis. Daarvoor was
vader angstig en gespannen: was iedereen om 'Sperrzeit' binnen;
was het huis wel goed verduisterd?''
Dankzij oom Henny konden de ontwikkelingen in het laatste oorlogsjaar op de voet worden gevolgd. ,,Hij sleutelde aan een gigantische antenne en kreeg contact met de wereld. Diep weggedoken in een ruimte tussen het plafond en de vloer van de eerste etage, die toegankelijk was via de schoenenkast, luisterde hij naar Radio Oranje. Hij kreeg zo'n rotsvast vertrouwen in een
spoedige bevrijding dat hij bij aanvallen op de spoorlijn, een
paar honderd meter van ons huis verwijderd, uit placht te roepen: 'Het is te hopen dat ze nu eens raak gooien'. Helaas was
het ernaast, maar gelukkig ook niet op ons huis. De Duitse
troepenbewegingen gingen gewoon door.''
Naar hoofdstuk 19. Angst voor de Arbeitseinsatz
Terug naar Inhoud
Aangepast zoeken
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact