Arnhem Spookstad - Evacuatie na de Slag, 1944-'45


ARNHEM SPOOKSTAD


Hoofdstuk 20

De dieren vingen mijn tranen op

Veel 'stadse' Arnhemmers kwamen terecht op het platteland, waar andere gebruiken heersten en vreemde talen werden gesproken. Vooral de kinderen schakelden moeiteloos over. De meesten hebben goede herinneringen aan het verblijf 'in den vreemde'. Tineke Boels ging naar familie in Eerste Exloërmond, een veenkoloniaal dorp op de grens van Groningen en Drenthe. ,,We zijn er negen maanden gebleven. Helaas heeft mamma de bevrijding niet meegemaakt. Zij overleed op 2 december.''
Het was een totaal andere wereld. ,,We pasten ons snel aan, leerden praten met een Gronings accent en moesten klompen aan. De school bestond uit een lokaal met een meester. De hartelijkheid van mijn klasgenootjes is me altijd bijgebleven. Wel was er een groot verschil tussen de kinderen van boeren en van arbeiders. Ik heb ze beiden leren kennen, veel gezien en veel geleerd. De armoede in de streek was groot. Er waren nog turfstekers. We speelden bij hoog opgestapelde turven die moesten drogen. Schepen vervoerden de turf over het kanaal. Ze werden meestal getrokken door vrouwen die over het jaagpad liepen met een brede band om de borst, soms door een paard; de man stond aan het roer. Op 11 november was het feest van St. Maarten. Met een uitgeholde suikerbiet gingen we luid zingend met ons lichtje langs de deuren en dan kregen we snoep en koekjes, allemaal zelf gemaakt, of geld waar je niets meer kon doen want er was geen enkele winkel. De bakker kwam langs de deur met een koetsje en paard. Soms deden we een boodschap in Tweede Exloërmond, drie kilometer verder. En 's avonds zag je in de verte lichtkogels langs de hemel schieten.''

Je leeft er dicht bij de natuur

Wymbritseradeel < Van de 467 evacuees in de Friese gemeente Wymbritseradeel op 5 april 1945 kwamen er 111 uit Arnhem (Terugnaardebron.nl) >

Als stadskind vond Tineke Boels het leven op de boerderij "heel interessant. ,,Je leeft er dicht bij de natuur. Je ziet veel meer groeien en bloeien. Ik heb kalfjes geboren zien worden en een tweeling-veulen. Je zag varkens geslacht aan een ladder hangen; de jongens zaten je achterna met een varkensoog en van de blaas maakten we ballonnen. Toen een kip geslacht werd en de kop eraf gehakt zag ik hem tot m'n stomme verbazing wegrennen. Leuk was het om op de hooiwagen of de bietenkar mee te gaan naar het land. Ik heb aardappels gerooid, maiskolven uitgedraaid, bieten getrokken, klaver geplukt voor de konijnen, maar altijd vrijwillig. Een grote boerderij is voor een kind een geweldig speelterrein. Krijgertje en verstoppertje spelen op de stropakken. De paarden naar de wei brengen. Altijd jonge poesjes of honden en kleine konijnen. Mijn grote liefde was de Sint Bernhardhond; hij heette Botha. Je kon op zijn rug zitten en alles vond hij goed. Maar de postbode was doodsbang voor hem en durfde niet langs de oprijlaan. Voor aan de weg was een box gemaakt. Ik was alleen en Arnhem zo heel ver weg.... De dieren hebben mijn tranen opgevangen.''

'Toen ik wegging sprak ik vloeiend Fries'

Diny Kok vertrok op een nacht begin 1945 naar Friesland. ,,We lagen in het midden op een grote platte laadbak onder een dekzeil. Bij een controle werden we bijna ontdekt toen een Duitse soldaat het zeil optilde met zijn geweer, maar hij zag ons niet en we kwamen goed aan bij familie in Gorredijk. Daar waren nog veel meer evacuees. Op school zaten we met z'n drieen in de bank. We kregen les van een onderwijzeres die alleen maar Fries sprak, en dat met breuken en naamvallen.... We schreven op een lei met een griffel; het krassen snerpte zo, dat je er kippevel van kreeg. Na schooltijd moest ik breien; elke dag tien centimeter en steeds een ander patroon: pauwensteek, kabelsteek, visgraat enzovoort. Daarna met mijn zusje een emmer melk halen bij de boer; we lieten die altijd schommelen en raakten daar zo bedreven in dat we de emmer op het laatst verschillende malen over de kop konden draaien zonder een druppel te morsen.''
Ook Bep Dikker kwam in Friesland terecht. ,,Het was er zo anders dan thuis; een groen, weids land, doorsneden met sloten. Lioessens was het eindpunt, een klein dorp, haast leunend tegen de zee. Ik leefde er weer op na de verschrikkingen van Arnhem en van onderweg. Ik sliep in een heuse bedstee met deurtjes, die 's avonds half dichtgingen en viel er tevreden soezend in slaap, luisterend naar het stemmengemompel van de grote mensen. Ik kreeg echte, heuse klompjes, geel met een zwart biesje; ik klepperde erop naar school. Ik leerde een beetje spinnen en breide op het stoepje voor het huis mijn eerste werkstuk: gele babysokjes. Toen ik er wegging sprak ik vloeiend Fries!''
,,Ik was al vaker in het huisje van opa in Stadskanaal geweest'', vertelt Ger Ruuls. ,,Ik ging er vanuit Arnhem graag heen met de trein. Dat was een heel avontuur in de tijd van stoom. In Assen stapte je dan in het lokaalspoor, in wagons die je alleen nog in de modelbouw ziet. Maar ik leerde het dorp nu beter kennen. Het bleek dat er alleen langs het kanaal maar huizen stonden; daarachter lagen saaie weilanden. De turfschepen, die vroeger voor veel leven zorgden, voeren niet meer. Leeftijdsgenoten waren er ook niet veel. Af en toe kwamen er schepen door het kanaal met kinderen uit het Westen. Je zag uit de ruimen allemaal kaalgeknipte hoofden omhoog kijken; ze zaten een paar dagen achter elkaar opeen gepakt in het schip. Sommigen kwamen in ons dorp terecht en werden door ons uitgescholden voor Hollandse kaaskop. Moet je je indenken; weg van je huis, waar al tijden honger, angst en verdriet is, en dan ontvangen worden door een stel boerenkinkels, want zo werden wij weer uitgescholden. Maar na enkele dagen speelde je met die kinderen en werden het je vrienden.''

Tussen de 'fienen' en de 'rooien'

,,Het verwonderde ons dat er in Oenkerk zo'n rivaliteit was tussen de dorpelingen; tussen gereformeerden en hervormden of, zoals ze het zelf zeiden, tussen de 'fienen' en de 'rooien'. De 'fienen' gingen naar de christelijke school; de 'rooien' naar de openbare. De schoolkinderen scholden elkaar uit en waren echt in kampen verdeeld'', vertelt Wiet Roelofs. Zelf voelde ze niets voor de 'dorpsschool'; in Arnhem zou ze naar de HBS zijn gegaan. ,,Pater Bekema van de parochie in Dokkum zette voor de veelal katholieke evacuees een netwerk op van geestelijke verzorging, zodat ze toch iets eigens hadden in het protestantse Friesland. Hij stichtte een schooltje voor de jongsten; broer Wim vond daar een hartsvriendinnetje uit Limburg, Tieleke, de jongste uit een moederloos gezin. Op zondag kon beurtelings gebruik worden gemaakt van de hervormde en de gereformeerde kerk en hij formeerde een koortje dat de vieringen op kon luisteren. In de dagen na de bevrijding hebben we nog het roomse mysteriespel 'Het H. Misoffer' van Henri Gheon opgevoerd. Honderden Friezen kwamen kijken.''

Kinderen met luizen

,,Op school waren kinderen met luizen'', zegt Tineke Boels. ,,Op een dag kwam er een meisje met een volledig kaalgeschoren koppetje. Ze had een grote ijsmuts op en werd vreselijk geplaagd. De grote jongens trokken haar muts af, maar zij bleef onverstoord en glimlachte. Onmiddellijk werden wij thuis ook onderworpen aan een onderzoek met een ijzeren stofkam, voorover boven een krant. Ik had lang haar en krullen. Het was een ramp. Tik, tik, vielen de luizen. De angst sloeg me om het hart. Ik zag mezelf al lopen met een kale kop. Maar nee, een ander middeltje hielp ook. Mijn hoofd werd ingesmeerd met petroleum. De luizen waren dood, maar mijn kop verbrand. Vreselijk wat een pijn, maar mijn haar zat er nog op.''
Op een dag werd ze ziek. Hoge koorts en een dichte keel. ,,De dokter was een enorme man. Hij had een glazen oog en luisterde ook nog naar de naam Wildeboer. Hij stond heel goed bekend, maar was meer een veearts. Hij informeerde eerst uitgebreid naar de veestapel, ging naar de stallen en keek dan ook nog even naar de patiënt. Ik bleek difterie te hebben. Ik lag in de bedstee met de deurtjes dicht en hoorde praten over 'in de keel snijden'. Het zweet brak me uit, maar het viel mee. Maar het abces werd slecht doorgeprikt en ik ben nog lang ziek gebleven.''
RadioOranje Programmering van Radio Oranje op 28 november 1944. Koningin Wilhelmina sprak bevrijd Zuid- en nog bezet Noord-Nederland toe, ingeleid door Loe de Jong (NIOD) >

Ger Ruuls werd in Stadskanaal soms geplaagd door heimwee. ,,Ik hield ervan gedichten voor te dragen en toneelstukjes te spelen; dat deed ik al veel met vriendjes uit de Calunastraat. Een van die gedichten ging over de Slag om Arnhem. Het was van Loe de Jong van Radio Oranje, uit de uitzending van 27 september, maar dat heb ik pas later begrepen. Ik weet niet meer hoe ik er aan kwam, maar iemand had het opgeschreven en ik had het uit het hoofd geleerd. Het eindigde zo:

'Eens zal ons volk zich scharen ten stoet,
Dat zal onze rouwdag zijn,
En dragen een vrome, innige groet
Naar het simpele graf aan de Rijn.
Een krans van rouw, maar een krans van trots
En een krans van dankbaarheid,
Voor de schare die stond als een rots
En streed den zware strijd.
Want zij vochten tien dagen, tien nachten lang,
En menigeen die bezweek.
Maar ze hielden stand voor Nederland,
Bij Arnhem en Oosterbeek!'


Als ik het voordroeg kon ik wel janken.''


Naar hoofdstuk 21. Een kruis met een vurige staart

Terug naar Inhoud

Aangepast zoeken

ANDRÉ HORLINGS OP INTERNET:
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact


© André Horlings

Make a free website with Yola