Arnhem Spookstad - Evacuatie na de Slag, 1944-'45


ARNHEM SPOOKSTAD


Hoofdstuk 16

Op de vlucht voor de honger

,,Bij onze vertegenwoordiger in Velp was de opvang van ons een opgave. Ze hadden zelf een gezin van vijf personen en een inwonende moeder en daar kwamen wij met zes kinderen bij; we konden er niet blijven natuurlijk. Na veertien dagen ging de tocht vol goede moed verder richting Den Haag, lopend uiteraard. Hadden we nooit moeten doen, want we kwamen van de regen in de drup, maar er woonde familie van moeder en wij konden her en der worden ondergebracht.''
Dat zegt Stephanie Schönberger. Ze vertelt dat de reis moeizaam verliep. ,,De baby werd ziek van al het ongemak, hopeloze toestand. Moeder kon het lopen ook niet volhouden en daarom werd voor haar een plaatsje op de bakfiets gemaakt; de kinderen van vijf en negen jaar moesten toen om de beurt lopen, of bij mij achterop de fiets. In mijn rechterbeen was een gapende wond ontstaan, doordat de trappers van de fiets er steeds weer langs gingen. Bij een eerstehulppost werd ik verbonden, maar de wond raakte ontstoken en we moesten toch weer verder. Na zeven dagen waren we in Gouda, bij een zakenrelatie van pa. We werden vriendelijk ontvangen, al ging het niet van harte; je zult maar ineens acht man inclusief baby op de stoep hebben staan. We zijn er van schoon goed voorzien en konden ons wassen bij de kachel. We waren kapot van moeheid, maar moesten toch de volgende dag weer verder. Halverwege Zoetermeer zagen we een lijkwagen rijden. Ik erop af; vroeg waar hij heen ging. 'Naar Den Haag'. 'Hebt u geen stuk touw? Dan kan die driewieler er achter hangen'. De man was erg geëmotioneerd van ons verhaal en deed het. Stapvoets reed hij verder; dat moest wel, want de rest bleef lopen.''
Haar grootouders hadden een dames- en herenkapperszaak aan de Spuistraat. ,,Daar was het natuurlijk ook niet op ons berekend; wat een ellende. We werden gedistribueerd onder verschillende tantes. Papa, mama, de baby en ik bleven bij opa en oma. Ik werd gelijk ingezet in de kapsalon en heb daar het pruikenmaken geleerd.''

Gaarkeuken

Het was inmiddels eind oktober. Schaarste alom, koud, geen verwarming en geen elektriciteit. ,,Nou ja, we hadden pitjes op olie voor licht. Kregen dagelijks eten van de gaarkeuken; de armoede kende geen grenzen. Ik ging elke morgen om vijf uur, dan was er geen controle, met een hamer teer weghalen tussen de rails van de trams. Dat durfde niemand anders, maar het brandde goed in het tweeliters soepblik dat we hadden voor de verwarming. We zagen veel ellende. Je zag doodgeschoten mensen op straat die kruidenierszaken geplunderd hadden; ze lieten die vier dagen liggen ter afschrikking. Ik zag mensen dood voor me neervallen als ik op zoek was naar teer.''
Nieuwjaarsnacht 1945 zal ze nooit vergeten. ,,Zoals een goed katholiek gezin betaamt moest bij de jaarwisseling de rozenkrans gebeden worden. Dat gebeurde dan ook; op de knieen voor de stoel. Op dat moment vloog er een V-1 over ons heen en kwam in de duinen terecht.''

hongertocht

Stadsbewoners maken hongertochten naar het platteland. Ze ruilen bij boeren kostbaarheden voor voedsel. Meer dan 20.000 mensen sterven van de honger. (Honger in de Rivierebuurt) >

Hongersnood tekende zich af. ,,Moeder kreeg hongeroedeem, de baby werd steeds zieker'', vertelt Stephanie Schönberger. ,,Papa ging op de fiets met gouden sieraden de boer op zodat we toch nog wat extra eten naar binnen kregen. Het was onhoudbaar; we moesten weg, maar hoe?. Toevallig had de heer Harry Snep, die een wijnhandel had aan de Hoogstraat in Arnhem, ons gevonden. In januari kam hij langs. Hij zocht iemand voor thuiswerkzaamheden op zijn evacuatieadres in Epe en had mij daarvoor op het oog. Vader bracht me erheen in februari, op een fiets met houten banden. Onderweg bij Amersfoort kwam nog een vliegtuig in een duikvlucht naar beneden; wij op de grond, ik een gat in m'n knie. In Epe woog ik nog maar tachtig pond, bij een lengte van 1,70 meter. We kregen er heerlijk te eten; zuurkoolstamppot met verse worst. Ik was dat voedsel niet meer gewend en heb een hele week gekrampeerd van de pijn in buik en maag. Vader weer terug naar Den Haag met adressen in Epe waar de rest van de familie kon worden ondergebracht.''

Zestien sneden wittebrood

Jopy Brouwer vertrok na zes weken Loenen naar familie in Hilversum. Ook daar was een groot gebrek aan voedsel. ,,We hebben er heel erge honger geleden. Moeder gaf ons haar soep uit de gaarkeuken; ze zei dat ze niet kon eten. Pas later begrepen we dat ze niet wilde eten, zodat m'n broer, m'n zusje en ik meer konden krijgen. Maar na een paar maanden was ze zo ziek, dat we via het Rode Kruis naar Friesland werden gebracht. Onderweg, in een grote boerderij, kregen we wittebrood. Dat was geweldig lekker; ik heb er zestien sneden van gegeten! Maar daarna ben ik er erg ziek van geweest.''
Ook anderen waren op de vlucht voor de honger. ,,Onderweg naar Friesland ontmoetten we een jongen'', vertelt ze. ,,,Hij heette Koos en kwam uit Rotterdam; ik denk dat zijn moeder hem op pad had gestuurd zodat hij een betere verzorging kon krijgen. Omdat hij geen evacuee was mocht hij zich niet bij onze colonne aansluiten. Mijn ouders zeiden toen dat hij bij ons hoorde. Hij is nog heel lang bij ons gebleven. We kwamen terecht in Murmerwoude en na de kerst in Akkerwoude. Daar hielpen we de boeren op het land.''
Douwe van Wigcheren, zijn vrouw Annie en dochter Leny moesten De Steeg begin 1945 verlaten. Ze vertrokken met een vrachtwagen naar Amsterdam, waar zijn ouders woonden. ,,Onderweg werden we in Hoevelaken door Duitsers en Landwachters aangehouden. Het was een val, om mannen te ronselen voor tewerkstelling in Duitsland. Ze wilden een vrijgeleide zien van na 1 januari. Die had ik niet; mijn vrouw begon al vreselijk te huilen. Met de moed der wanhoop wees ik op de datum van mijn evacuatiebevel: 25 januari. Ze letten niet op de verdere inhoud en ik mocht gaan.''
In Amsterdam was echter aan alles groot gebrek. ,,Brandstof was niet te koop; als evacuee kregen we van de gemeente wat houtblokken. Op de distributiebonnen kreeg je te weinig om van te kunnen leven. Dochtertje Leny mocht elke dag een bord pap komen eten bij een interkerkelijk bureau, dat voedsel verstrekte aan hongerende kinderen. Annie ging er op de fiets op uit en belandde helemaal in Dirkshorn onder Schagen, bij een neef van vader. Hij nodigde ons uit om daar op verhaal te komen. We raakten er spoedig ingeburgerd en wachtten er het einde van de oorlog af. Voedselproblemen hadden we niet meer. Annie naaide voor het eten, melk kon je kopen bij de boeren en de gaarkeuken was goed.''

Hongertochten

Maar ook in de IJsselvallei lag de honger op de loer. Dat vertelt To Mijnlieff, die in De Steeg huisvesting had gekregen in het kantoor van machinefabriek Thomassen. Over haar onderkomen had ze niets te klagen. ,,We voelden ons enorm bevoorrecht. We leden geen honger en hadden ook elektriciteit. Er was maar één onzekerheid: of we er konden blijven. Het front kwam dichterbij en het gevaar bestond dat de fabriek zou worden opgeblazen of gebombardeerd. Wij waren daar heel kalm onder. We waren veel banger voor de V-1-wapens, die bij hopen over kwamen vliegen en bij hopen neerstortten ook. Maar opeens werd afgekondigd dat we niet meer over de IJssel mochten. Dat was een ramp, want in de Achterhoek ging iedereen op voer uit en dat was toen opeens onmogelijk geworden.''
De schaarste had onvermijdelijk gevolgen voor de conditie van de mensen. De hongertochten reikten tot ver voorbij Emmen, merkte Tineke Boels die in Eerste Exloërmond terecht was gekomen, op de grens met Groningen. ,,Verschillende keren kwamen daar mensen op wrakke fietsen en zelfs met een handkar om eten te halen. Wij gluurden door de kamerdeur als ze zaten te eten. Nadat ze een nacht bij ons geslapen hadden gingen ze bepakt en afgeladen weer naar huis. Ze vertelden dat de moeilijkste doorgang de IJsselbrug bij Deventer was. Want daar werd veel voedsel weer afgepakt.''
Ze weet niets van de achtergronden van de vrouw wier verblijf in het dorp een onuitwisbare indruk heeft nagelaten. ,,Zij was ook een evacuee. Ze was een moeder met een jongetje van vier jaar en een baby, zo klein als ik nog nooit gezien heb; ze heette Appolonia. Het babytje heeft maar een paar dagen geleefd en ook het jongetje ging dood. Ik herinner me nog goed hoe die moeder luid gillend over de brug liep; ik weet niet waar ze vandaan kwam en waar ze gebleven is.''


Naar hoofdstuk 17. Wanhoop over problemen onderweg

Terug naar Inhoud

Aangepast zoeken

ANDRÉ HORLINGS OP INTERNET:
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact


© André Horlings

Make a free website with Yola