ARNHEM SPOOKSTAD
Hoofdstuk 9
Een optocht van zielige mensen
Johanna ten Hove zat die zondagmorgen in Apeldoorn in de
Zuiderkerk. ,,Tijdens de dienst kwam er bericht dat het gebouw
ontruimd moest worden voor de opvang van evacuees uit Arnhem. Er
werd om hulp gevraagd voor het vervoer van ouderen en zieken.
Een van mijn broers pakte de bakfiets, de andere een transportfiets en vader ging met buren met een handkar naar de Arnhemseweg. Daar naderde al gauw een hele stoet zielige mensen. Café Banning werd een soort EHBO-post; ik heb gehoord dat daar
verscheidene baby's geboren zijn. Bij ons kwam eerst een gezin
met een zieke dochter. Zij zijn later weer doorgegaan naar
familie in Het Gooi.''
Clara Haselhoff gebruikt precies dezelfde uitdrukking voor de
evacuees. ,,Geleidelijk aan kwam een optocht van zielige mensen
met weinig bagage in een lange stoet Velp binnenstromen. Ik
kreeg de drang om te helpen; ik was bijna veertien, maar dat
was nog te jong. Ik besefte toen, dat ik later sociaal werkster
wilde worden.''
Haar ouders namen een ouder echtpaar in huis.
,,Ze hadden een Pekineesje bij zich. Dat kopje met die bolle
grote ogen, de zwarte platte neus, vertederend achter de
tralies van het reismandje; ik was er niet bij weg te slaan.
Moppe, zo heette hij, bleef een paar dagen bij ons. Het was
voor mij een feest, want ik was gek op dieren. Mijn moeder had
andere zorgen; later bleek dat ze niet goed met het echtpaar op
kon schieten.''
's Avonds hadden we 23 evacuees in huis'
< Arnhemmers verlaten hun stad (Omroep Gelderland)
,,Toen de evacuatie van Arnhemmers begon stuurde mijn moeder
mij de straat op, om er oudere mensen uit te halen voor onderdak'', vertelt Jan de Goede uit Velp. ,,'s Avonds hadden we 23 evacuees in huis. Iedereen had een bed of matras; mijn ouders,
m'n broer en ik sliepen op de grond. Na drie weken moesten de
evacuees in opdracht van de gemeente Rheden weer vertrekken.
Moeder was toen door haar wintervoorraad voedsel heen.''
Wil Rap woonde op een boerderij tussen de dorpen Harskamp,
Otterlo en Wekerom. ,,We waren met twaalf kinderen, van vijf
tot 23 jaar; ik was de jongste. Op een dag kwamen er evacuees
uit Arnhem, op een platte wagen met een paard ervoor. Een man
in een zwart pak schreeuwde tegen mijn vader dat hij twee
gezinnen moest nemen. Mijn vader protesteerde; zijn huis was al
zo vol. Dan moesten ze maar in de schuur, en dat gebeurde. Zes
mensen werden ondergebracht in de varkensschuur. Ze kregen
stro, dekens en natuurlijk eten. Het was geen succes. Ze pikten
van alles, om te ruilen voor drank en sigaretten; zelfs de
lakens die mijn moeder aan het wassen was. Mijn vader nam het
niet langer en toen gingen ze weg; wat we overhielden waren de
luizen. Er kwamen anderen voor in de plaats en er kwamen mensen
uit het Westen aan de deur om eten. Iedereen werd geholpen.
Mijn moeder kookte die winter voor 30 a 35 personen.''
'Misschien zie jij die sterren nu ook'
To Mijnlieff kwam na vier nachten zonder slapen, door de gevechten aan de Rijn en een doodvermoeiende tocht, geradbraakt
aan in Velp. ,,In het begin had ik een tijd dat ik niet over de
Slag in Arnhem vertellen of praten kon. 's Nachts was ik ook
vaak onrustig en ik had nachtmerries. Maar na een tijdje kwam
ik daar overheen. Het was net een leven uit een boek; iets
waarover je wel leest, maar wat je nooit zelf echt zou meemaken. Maar het was pure werkelijkheid.''
De 20-jarige Willem Elbers had bij het vertrek uit Arnhem vlinders in de buik. ,,Nadat we samen op de Rosendaalseweg in een
portiek schuilden voor mitrailleurkogels uit een vliegtuig had
ik mijn meisje, Truus Vroom, niet meer gezien. Ik veronderstelde dat ze naar Wageningen was geëvacueerd. Toen wij uit Velp
moesten vertrekken omdat daar geen eten meer was voor zoveel
evacuees kozen we voor Ede. Zodra we daar aankwamen wilde ik
haar gaan zoeken. Maar tot mijn grote teleurstelling bleek ook
Wageningen ontruimd. We vonden huisvesting in Zeumeren. Elke
dag ging ik naar de evacuatiebureau's, om op de naamlijsten te
kijken. En als we 's avonds van het bakhuis naar de boerderij
gingen om te slapen keek ik naar de sterren. Dan dacht ik:
misschien doe jij dat ook wel. Uiteindelijk bleek dat Truus in
Apeldoorn terecht was gekomen.''
Iets te drinken? Naar de pomp. 't Was zondag
Jurriën Güth fietste naar Hoenderlo. Zijn vrouw zat achterop en
hield de kinderwagen vast, waarin de baby lag van zestien maanden. Verder liepen twee geiten mee, aangeschaft vanwege het
melkgebrek. ,,Die lieten we er achter, bij een kennis. Wij
gingen verder, naar Stroe. We vroegen bij een boerderij om iets
te drinken voor de kleine zoon, maar werden verwezen naar de
pomp; 't was zondag. Toen gingen we verder naar Putten. De
familie daar had al geruime tijd naar ons uitgezien.''
Wiet Roelofs werd ondergebracht bij een bakker bij het Loo in
Apeldoorn. ,,Voor de ouders was er een slaapkamertje; de
kinderen kregen elk een strozak op de meelzolder. Aanvankelijk
werden we hartelijk ontvangen, maar toen moeders voorraadje op
was werd het al gauw te druk. Gastvrijheid verlenen aan een
wildvreemd gezin valt natuurlijk niet mee, ook al helpen ze nog
zo hard mee in de bakkerij en bij de schoonmaak. Ik hielp in de
winkel en mocht 's avonds de broodbonnen op grote vellen
plakken.''
Jopy Brouwer kwam terecht in Loenen. ,,Veel mensen uit onze
straat werden in het kasteel geplaatst. Wij moesten naar een
grote droogzolder van een wasserij bij de spoorweg, en sliepen
daar met vijftig tot zestig mensen in het hooi. Je deed je
behoefte in een emmer met een deksel erop. Je moest er corvee
doen en de boel schoonmaken. We zijn er ongeveer zes weken
gebleven. Daarna vertrokken we naar familie in Hilversum.''
,,In Rheden vroeg moeder om plaats bij een bakker'', zegt Diny
Kok. ,,Dat was handig van haar, want dan kregen we vast wel
brood. Het waren aardige mensen. Ik sliep in een kinderledikantje met de knieen hoog opgetrokken tot de kin.''
Roeiboot
Joop Westera woonde in Doesburg. ,,Ik bezat een fors uitgevallen roeiboot. Daar was ik trouwens op een vreemde manier
aangekomen. Een Duitser was ermee aan komen roeien, legde aan
bij de werf van Ankersmit en zei: 'Hier jongen, jij mag hem
hebben'. Eind september wilde een stroom van vluchtelingen over
de schipbrug bij Doesburg, maar die was gezonken. Ik heb toen
drie dagen lang, vrijdag, zaterdag en zondag, als knulletje van
vijftien jaar van 's morgens vroeg tot 's avonds laat mensen
overgezet. Het was best een zware klus, want door de stroom
kwam je altijd een krib lager uit; je moest dan een krib
stroomopwaarts varen om weer op de startplek uit te komen. En
daar sprongen dan meestal te veel mensen in de boot. Als er
meer dan vijf personen en twee fietsen waren weigerde ik echter
te varen. Dat gaf soms wat strubbelingen. Ik wilde er niets
voor hebben, maar toch wierpen de mensen papiergeld in de boot.
's Avonds was dat een hele stapel, waar je overigens niets voor
kon kopen, want er was niets te koop. Hoeveel mensen ik over
heb gezet weet ik niet, en hoe ik het kon volhouden is me
eigenlijk ook een raadsel. Maar het beeld van die wachtende en
paniekerige mensen, die ik steeds weer uit de boot moest jagen
omdat die overladen was, zie ik nog altijd voor me. Na drie
dagen was het voorbij. Mogelijk was toen de pont bij Doesburg
weer in de vaart. En korte tijd daarna werd mijn sloep gestolen.''
Jakoba Smallegange uit Brummen zat in Zutphen in de eindexamenklas gymnasium-B. ,,Dat is maar een paar kilometer, maar het was een onmeetbare afstand geworden. De IJssel ligt ertussen. De dijk langs de rivier was levensgevaarlijk door overvliegende vliegtuigen, zodat het te riskant was om naar school te gaan. Ik zat er behoorlijk over in hoe het nu moest met het examen. We kregen huiswerkpakketten toegestuurd, maar van correcties was geen sprake, laat staan van enige uitleg. Gelukkig waren in Brummen heel wat Arnhemse evacuees. Een van hen was chemisch ingenieur en die spijkerde me wat bij in de exacte vakken.''
Aardappels schillen
In de evacuatieplaatsen leefde de jeugd op straat. Bij de
gastgezinnen ontbrak meestal de ruimte en ze konden nog niet
naar school. Ze haalden kattekwaad uit en kwamen daarbij vaak
in aanvaring met de bezetter. Aardappels schillen blijkt een
populaire straf te zijn geweest.
,,Ik was al eens eerder in Rheden geweest, ik geloof in 1942,
om naar de wedstrijd Rheden-Vitesse te kijken'', zegt Bertie
Wemmers. ,,We konden niet naar school en daardoor waren we de
hele dag op straat. Ik kreeg twee Rhedense vrienden. Samen
trokken we overal heen; fruit gappen en zo. Zo belandden we op
de weg van Arnhem naar Zutphen, waar Duitsers postten om de
mensen hun fietsen af te pakken. We zagen dat en hup, een
jongen ging de ene kant op en ik met de tweede de andere, om de
mensen te waarschuwen. Na drie kwartier hadden we er genoeg
van. Die Feldwebels hadden intussen zes fietsen gevorderd. Een
van die Duitsers vroeg toen: 'breng jij die fietsen naar die
villa'. Dat was een kolfje naar de hand van Jopie, en hij
fietste er op weg. De Duitsers keken eerst raar, maar ze gingen
er toen met een vaart achteraan op de andere fietsen. Ze pakten
ons bij de kladden. We kregen een paar draaien om de oren en
moesten twee uur in de kelder van de villa zitten. En toen naar
huis, zonder fietsen natuurlijk.''
In Velp werden Stephanie Schönberger en haar broer op straat
aangehouden. ,,We moesten toen in een school aardappels schillen. Na twee dagen kreeg mijn vader ons vrij. Doordat hij een Oostenrijker was en nogal rap van tong mocht hij ook nog twee
keer naar ons huis in Arnhem om wat spullen op te halen. Wat
een puinhoop hadden ze er van gemaakt; toen al. De derde keer
lukte het niet meer; toen was Arnhem uitgestorven.''
Rein van den Berg ging vanuit Rheden wel tien keer terug naar
Arnhem. ,,Een keer zijn we daarbij opgepakt door de Feldgendarmerie bij het Esperantohuis onderaan Schaapsdrift. We
moesten aardappels schillen. En toen we werden vrijgelaten
hebben we een fiets, een jas en aardappels meegepikt.''
Een man met een hond
Op een dag kwam bij Wil Rap in Harskamp een man met een hond
aan de deur. ,,Dat zag je toen niet zo vaak. Het was een
prachtige grijze keeshond die Roddie heette. Hij had een dikke
pluimstaart en mooie spitse oren. Hij was een evacué uit Renkum of Arnhem en hij woonde in Kootwijkerbroek. Mijn vader vroeg de man of hij het dier wilde ruilen. 'Dat durf ik niet', was zijn antwoord. 'Mijn kinderen zullen huilen als ik zonder hond thuiskom; ze zijn zo gek met dat beest. Maar het wordt wel
steeds moeilijker om hem eten te geven'. Mijn vader zei: 'Ik
geef je er een stuk spek voor, een zak meel en eieren'. Heel
lang stond de man te twijfelen. Toen zei hij: 'Ik doe het, met
tranen in mijn ogen'. Halverwege de dam keek hij om. De hond
wilde zijn baas achterna, maar mijn vader hield de riem stevig
vast. Toen reed de man hard weg. Het dier werd vastgelegd op de
plek van onze vorige hond, die was doodgeschoten door een
Duitser. Hij at niet en hij dronk niet en hij lag heel zacht te
janken. Drie dagen duurde het vasten. Toen gaf vader hem
slachtafval en mocht hij hem aaien. Ik zou die kinderen zo
graag willen vertellen hoe fijn hun hond het had bij ons. Hij
was heel kwaad op Duitsers en dat kwam ons goed van pas. Hij
ging altijd met ons mee en paste dan op onze fietsen. Hij
hechtte zich zeer aan onze familie. Vreemden kwamen er niet in.
Hij was heel trouw. Hij stierf heel veel jaren later, aan de
voeten van mijn vader. Die nuchtere boer huilde, en wij met
hem. We begroeven Roddie in de bongerd onder de pereboom. Ik
heb nog een foto van hem en dat vind ik een kostbaar bezit.''
Maar op lang niet alle evacuatieadressen waren huisdieren
welkom. Dat werd de hond van Leo Brameijer fataal. In Rheden
mocht het dier niet mee naar binnen. Mira moest naar een koude
schuur en was na een maand dood.
Naar hoofdstuk 10. Verdriet
in een vijandige omgeving
De 20-jarige Willem Elbers had bij het vertrek uit Arnhem vlinders in de buik. ,,Nadat we samen op de Rosendaalseweg in een portiek schuilden voor mitrailleurkogels uit een vliegtuig had ik mijn meisje, Truus Vroom, niet meer gezien. Ik veronderstelde dat ze naar Wageningen was geëvacueerd. Toen wij uit Velp moesten vertrekken omdat daar geen eten meer was voor zoveel evacuees kozen we voor Ede. Zodra we daar aankwamen wilde ik haar gaan zoeken. Maar tot mijn grote teleurstelling bleek ook Wageningen ontruimd. We vonden huisvesting in Zeumeren. Elke dag ging ik naar de evacuatiebureau's, om op de naamlijsten te kijken. En als we 's avonds van het bakhuis naar de boerderij gingen om te slapen keek ik naar de sterren. Dan dacht ik: misschien doe jij dat ook wel. Uiteindelijk bleek dat Truus in Apeldoorn terecht was gekomen.''
Iets te drinken? Naar de pomp. 't Was zondag
Jurriën Güth fietste naar Hoenderlo. Zijn vrouw zat achterop en
hield de kinderwagen vast, waarin de baby lag van zestien maanden. Verder liepen twee geiten mee, aangeschaft vanwege het
melkgebrek. ,,Die lieten we er achter, bij een kennis. Wij
gingen verder, naar Stroe. We vroegen bij een boerderij om iets
te drinken voor de kleine zoon, maar werden verwezen naar de
pomp; 't was zondag. Toen gingen we verder naar Putten. De
familie daar had al geruime tijd naar ons uitgezien.''
Wiet Roelofs werd ondergebracht bij een bakker bij het Loo in
Apeldoorn. ,,Voor de ouders was er een slaapkamertje; de
kinderen kregen elk een strozak op de meelzolder. Aanvankelijk
werden we hartelijk ontvangen, maar toen moeders voorraadje op
was werd het al gauw te druk. Gastvrijheid verlenen aan een
wildvreemd gezin valt natuurlijk niet mee, ook al helpen ze nog
zo hard mee in de bakkerij en bij de schoonmaak. Ik hielp in de
winkel en mocht 's avonds de broodbonnen op grote vellen
plakken.''
Jopy Brouwer kwam terecht in Loenen. ,,Veel mensen uit onze
straat werden in het kasteel geplaatst. Wij moesten naar een
grote droogzolder van een wasserij bij de spoorweg, en sliepen
daar met vijftig tot zestig mensen in het hooi. Je deed je
behoefte in een emmer met een deksel erop. Je moest er corvee
doen en de boel schoonmaken. We zijn er ongeveer zes weken
gebleven. Daarna vertrokken we naar familie in Hilversum.''
,,In Rheden vroeg moeder om plaats bij een bakker'', zegt Diny
Kok. ,,Dat was handig van haar, want dan kregen we vast wel
brood. Het waren aardige mensen. Ik sliep in een kinderledikantje met de knieen hoog opgetrokken tot de kin.''
Roeiboot
Joop Westera woonde in Doesburg. ,,Ik bezat een fors uitgevallen roeiboot. Daar was ik trouwens op een vreemde manier
aangekomen. Een Duitser was ermee aan komen roeien, legde aan
bij de werf van Ankersmit en zei: 'Hier jongen, jij mag hem
hebben'. Eind september wilde een stroom van vluchtelingen over
de schipbrug bij Doesburg, maar die was gezonken. Ik heb toen
drie dagen lang, vrijdag, zaterdag en zondag, als knulletje van
vijftien jaar van 's morgens vroeg tot 's avonds laat mensen
overgezet. Het was best een zware klus, want door de stroom
kwam je altijd een krib lager uit; je moest dan een krib
stroomopwaarts varen om weer op de startplek uit te komen. En
daar sprongen dan meestal te veel mensen in de boot. Als er
meer dan vijf personen en twee fietsen waren weigerde ik echter
te varen. Dat gaf soms wat strubbelingen. Ik wilde er niets
voor hebben, maar toch wierpen de mensen papiergeld in de boot.
's Avonds was dat een hele stapel, waar je overigens niets voor
kon kopen, want er was niets te koop. Hoeveel mensen ik over
heb gezet weet ik niet, en hoe ik het kon volhouden is me
eigenlijk ook een raadsel. Maar het beeld van die wachtende en
paniekerige mensen, die ik steeds weer uit de boot moest jagen
omdat die overladen was, zie ik nog altijd voor me. Na drie
dagen was het voorbij. Mogelijk was toen de pont bij Doesburg
weer in de vaart. En korte tijd daarna werd mijn sloep gestolen.''
Jakoba Smallegange uit Brummen zat in Zutphen in de eindexamenklas gymnasium-B. ,,Dat is maar een paar kilometer, maar het was een onmeetbare afstand geworden. De IJssel ligt ertussen. De dijk langs de rivier was levensgevaarlijk door overvliegende vliegtuigen, zodat het te riskant was om naar school te gaan. Ik zat er behoorlijk over in hoe het nu moest met het examen. We kregen huiswerkpakketten toegestuurd, maar van correcties was geen sprake, laat staan van enige uitleg. Gelukkig waren in Brummen heel wat Arnhemse evacuees. Een van hen was chemisch ingenieur en die spijkerde me wat bij in de exacte vakken.''
Aardappels schillen
In de evacuatieplaatsen leefde de jeugd op straat. Bij de
gastgezinnen ontbrak meestal de ruimte en ze konden nog niet
naar school. Ze haalden kattekwaad uit en kwamen daarbij vaak
in aanvaring met de bezetter. Aardappels schillen blijkt een
populaire straf te zijn geweest.
,,Ik was al eens eerder in Rheden geweest, ik geloof in 1942,
om naar de wedstrijd Rheden-Vitesse te kijken'', zegt Bertie
Wemmers. ,,We konden niet naar school en daardoor waren we de
hele dag op straat. Ik kreeg twee Rhedense vrienden. Samen
trokken we overal heen; fruit gappen en zo. Zo belandden we op
de weg van Arnhem naar Zutphen, waar Duitsers postten om de
mensen hun fietsen af te pakken. We zagen dat en hup, een
jongen ging de ene kant op en ik met de tweede de andere, om de
mensen te waarschuwen. Na drie kwartier hadden we er genoeg
van. Die Feldwebels hadden intussen zes fietsen gevorderd. Een
van die Duitsers vroeg toen: 'breng jij die fietsen naar die
villa'. Dat was een kolfje naar de hand van Jopie, en hij
fietste er op weg. De Duitsers keken eerst raar, maar ze gingen
er toen met een vaart achteraan op de andere fietsen. Ze pakten
ons bij de kladden. We kregen een paar draaien om de oren en
moesten twee uur in de kelder van de villa zitten. En toen naar
huis, zonder fietsen natuurlijk.''
In Velp werden Stephanie Schönberger en haar broer op straat
aangehouden. ,,We moesten toen in een school aardappels schillen. Na twee dagen kreeg mijn vader ons vrij. Doordat hij een Oostenrijker was en nogal rap van tong mocht hij ook nog twee
keer naar ons huis in Arnhem om wat spullen op te halen. Wat
een puinhoop hadden ze er van gemaakt; toen al. De derde keer
lukte het niet meer; toen was Arnhem uitgestorven.''
Rein van den Berg ging vanuit Rheden wel tien keer terug naar
Arnhem. ,,Een keer zijn we daarbij opgepakt door de Feldgendarmerie bij het Esperantohuis onderaan Schaapsdrift. We
moesten aardappels schillen. En toen we werden vrijgelaten
hebben we een fiets, een jas en aardappels meegepikt.''
Een man met een hond
Op een dag kwam bij Wil Rap in Harskamp een man met een hond
aan de deur. ,,Dat zag je toen niet zo vaak. Het was een
prachtige grijze keeshond die Roddie heette. Hij had een dikke
pluimstaart en mooie spitse oren. Hij was een evacué uit Renkum of Arnhem en hij woonde in Kootwijkerbroek. Mijn vader vroeg de man of hij het dier wilde ruilen. 'Dat durf ik niet', was zijn antwoord. 'Mijn kinderen zullen huilen als ik zonder hond thuiskom; ze zijn zo gek met dat beest. Maar het wordt wel
steeds moeilijker om hem eten te geven'. Mijn vader zei: 'Ik
geef je er een stuk spek voor, een zak meel en eieren'. Heel
lang stond de man te twijfelen. Toen zei hij: 'Ik doe het, met
tranen in mijn ogen'. Halverwege de dam keek hij om. De hond
wilde zijn baas achterna, maar mijn vader hield de riem stevig
vast. Toen reed de man hard weg. Het dier werd vastgelegd op de
plek van onze vorige hond, die was doodgeschoten door een
Duitser. Hij at niet en hij dronk niet en hij lag heel zacht te
janken. Drie dagen duurde het vasten. Toen gaf vader hem
slachtafval en mocht hij hem aaien. Ik zou die kinderen zo
graag willen vertellen hoe fijn hun hond het had bij ons. Hij
was heel kwaad op Duitsers en dat kwam ons goed van pas. Hij
ging altijd met ons mee en paste dan op onze fietsen. Hij
hechtte zich zeer aan onze familie. Vreemden kwamen er niet in.
Hij was heel trouw. Hij stierf heel veel jaren later, aan de
voeten van mijn vader. Die nuchtere boer huilde, en wij met
hem. We begroeven Roddie in de bongerd onder de pereboom. Ik
heb nog een foto van hem en dat vind ik een kostbaar bezit.''
Maar op lang niet alle evacuatieadressen waren huisdieren
welkom. Dat werd de hond van Leo Brameijer fataal. In Rheden
mocht het dier niet mee naar binnen. Mira moest naar een koude
schuur en was na een maand dood.
Naar hoofdstuk 10. Verdriet
in een vijandige omgeving
Jakoba Smallegange uit Brummen zat in Zutphen in de eindexamenklas gymnasium-B. ,,Dat is maar een paar kilometer, maar het was een onmeetbare afstand geworden. De IJssel ligt ertussen. De dijk langs de rivier was levensgevaarlijk door overvliegende vliegtuigen, zodat het te riskant was om naar school te gaan. Ik zat er behoorlijk over in hoe het nu moest met het examen. We kregen huiswerkpakketten toegestuurd, maar van correcties was geen sprake, laat staan van enige uitleg. Gelukkig waren in Brummen heel wat Arnhemse evacuees. Een van hen was chemisch ingenieur en die spijkerde me wat bij in de exacte vakken.''
Aardappels schillen
In de evacuatieplaatsen leefde de jeugd op straat. Bij de
gastgezinnen ontbrak meestal de ruimte en ze konden nog niet
naar school. Ze haalden kattekwaad uit en kwamen daarbij vaak
in aanvaring met de bezetter. Aardappels schillen blijkt een
populaire straf te zijn geweest.
,,Ik was al eens eerder in Rheden geweest, ik geloof in 1942,
om naar de wedstrijd Rheden-Vitesse te kijken'', zegt Bertie
Wemmers. ,,We konden niet naar school en daardoor waren we de
hele dag op straat. Ik kreeg twee Rhedense vrienden. Samen
trokken we overal heen; fruit gappen en zo. Zo belandden we op
de weg van Arnhem naar Zutphen, waar Duitsers postten om de
mensen hun fietsen af te pakken. We zagen dat en hup, een
jongen ging de ene kant op en ik met de tweede de andere, om de
mensen te waarschuwen. Na drie kwartier hadden we er genoeg
van. Die Feldwebels hadden intussen zes fietsen gevorderd. Een
van die Duitsers vroeg toen: 'breng jij die fietsen naar die
villa'. Dat was een kolfje naar de hand van Jopie, en hij
fietste er op weg. De Duitsers keken eerst raar, maar ze gingen
er toen met een vaart achteraan op de andere fietsen. Ze pakten
ons bij de kladden. We kregen een paar draaien om de oren en
moesten twee uur in de kelder van de villa zitten. En toen naar
huis, zonder fietsen natuurlijk.''
In Velp werden Stephanie Schönberger en haar broer op straat
aangehouden. ,,We moesten toen in een school aardappels schillen. Na twee dagen kreeg mijn vader ons vrij. Doordat hij een Oostenrijker was en nogal rap van tong mocht hij ook nog twee
keer naar ons huis in Arnhem om wat spullen op te halen. Wat
een puinhoop hadden ze er van gemaakt; toen al. De derde keer
lukte het niet meer; toen was Arnhem uitgestorven.''
Rein van den Berg ging vanuit Rheden wel tien keer terug naar
Arnhem. ,,Een keer zijn we daarbij opgepakt door de Feldgendarmerie bij het Esperantohuis onderaan Schaapsdrift. We
moesten aardappels schillen. En toen we werden vrijgelaten
hebben we een fiets, een jas en aardappels meegepikt.''
Een man met een hond
Op een dag kwam bij Wil Rap in Harskamp een man met een hond
aan de deur. ,,Dat zag je toen niet zo vaak. Het was een
prachtige grijze keeshond die Roddie heette. Hij had een dikke
pluimstaart en mooie spitse oren. Hij was een evacué uit Renkum of Arnhem en hij woonde in Kootwijkerbroek. Mijn vader vroeg de man of hij het dier wilde ruilen. 'Dat durf ik niet', was zijn antwoord. 'Mijn kinderen zullen huilen als ik zonder hond thuiskom; ze zijn zo gek met dat beest. Maar het wordt wel
steeds moeilijker om hem eten te geven'. Mijn vader zei: 'Ik
geef je er een stuk spek voor, een zak meel en eieren'. Heel
lang stond de man te twijfelen. Toen zei hij: 'Ik doe het, met
tranen in mijn ogen'. Halverwege de dam keek hij om. De hond
wilde zijn baas achterna, maar mijn vader hield de riem stevig
vast. Toen reed de man hard weg. Het dier werd vastgelegd op de
plek van onze vorige hond, die was doodgeschoten door een
Duitser. Hij at niet en hij dronk niet en hij lag heel zacht te
janken. Drie dagen duurde het vasten. Toen gaf vader hem
slachtafval en mocht hij hem aaien. Ik zou die kinderen zo
graag willen vertellen hoe fijn hun hond het had bij ons. Hij
was heel kwaad op Duitsers en dat kwam ons goed van pas. Hij
ging altijd met ons mee en paste dan op onze fietsen. Hij
hechtte zich zeer aan onze familie. Vreemden kwamen er niet in.
Hij was heel trouw. Hij stierf heel veel jaren later, aan de
voeten van mijn vader. Die nuchtere boer huilde, en wij met
hem. We begroeven Roddie in de bongerd onder de pereboom. Ik
heb nog een foto van hem en dat vind ik een kostbaar bezit.''
Maar op lang niet alle evacuatieadressen waren huisdieren
welkom. Dat werd de hond van Leo Brameijer fataal. In Rheden
mocht het dier niet mee naar binnen. Mira moest naar een koude
schuur en was na een maand dood.
Naar hoofdstuk 10. Verdriet
in een vijandige omgeving
Maar op lang niet alle evacuatieadressen waren huisdieren welkom. Dat werd de hond van Leo Brameijer fataal. In Rheden mocht het dier niet mee naar binnen. Mira moest naar een koude schuur en was na een maand dood.
Naar hoofdstuk 10. Verdriet in een vijandige omgeving
Terug naar Inhoud
Aangepast zoeken
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact