Arnhem Spookstad - Evacuatie na de Slag, 1944-'45


ARNHEM SPOOKSTAD


Hoofdstuk 10

Verdriet in een vijandige omgeving

Nauwelijks een week na het evacuatiebevel, op zondag 1 oktober 1944, voltrok zich het 'drama van Putten'. Als represaille voor een nachtelijke overval van het verzet op een Duits militair voertuig werden alle mensen die zich tussen Putten en Nijkerk buitenshuis waagden in een weiland bijeengedreven. Bij deze actie vielen al acht doden. Het dorpje Putten werd omsingeld, de huizen doorzocht en alle mannen tussen 18 en 50 jaar werden opgepakt. Van de 660 arrestanten werden er 589 gedeporteerd naar kampen in Noord-Duitsland. Slechts 49 zouden de oorlog overleven. P.R.A. van Iddekinge meldt in 'Arnhem 44/45', het standaardwerk over de evacuatie van Arnhem en zijn gevolgen, dat tot de slachtoffers twintig Arnhemmers behoorden, die nog maar net in Putten een evacuatieadres hadden gevonden.

Het monument 'Het vrouwtje van Putten' op een postzegel van de 'anti-fascistische' DDR uit 1965 >

Jurriën Güth ontsnapte aan de dood. ,,Wij evacueerden naar Putten, naar familie aan de rand van het dorp. Daar kwamen drie Hollandse politiemannen met SS'ers naar ons huis. Ze zeiden dat de mannen zich vervoegen moesten bij de kerk; de vrouwen en kinderen bij de school. Ik vertelde dat wij evacuees uit Arnhem waren, maar daar hadden die politiemannen niets mee te maken. Toen vertaalde ik dat voor de SS'ers en kreeg ik toestemming met vrouw, zoontje, schoonmoeder en zwager te blijven; wel moesten we een laken uit het raam hangen. Mijn schoonvader en negen kinderen vertrokken. De kinderen kwamen dezelfde dag weer terug; schoonvader een dag later, omdat hij ouder was dan 55 jaar. Toen moesten we het huis uit; het hele dorp zou platgebrand worden. Tussen rijen SS'ers door verlieten we het dorp. Wonder boven wonder vroeg niemand mij, een jongeman van 26 jaar, waarom ik vrijgesteld was van deportatie.'' Korte tijd later gingen zo'n honderd woningen in vlammen op.
Anna Klaassen arriveerde, nietsvermoedend, twee dagen na het drama. ,,Op 1 oktober kwam de Duitsers alle nog bewoonde huizen in Oosterbeek langs. Ze sommeerden de inwoners binnen een uur te vertrekken, anders wachtte de kogel. Paniek alom. Waar moesten we heen? Mijn ouders hadden familie in Putten. We gingen lopend op weg en sloten ons aan bij de trieste stoet, die ook nog werd beschoten vanuit de lucht. 's Avonds kwamen we in Otterlo terecht, waar voortreffelijk voor de vluchtelingen werd gezorgd. We gingen naar kennissen, maar daar hadden ze al onderdak verleend aan veertig mensen uit Arnhem en omgeving. Elders werden we niet zo vriendelijk ontvangen. We konden in het stro slapen met een dekzeil over ons heen en dat was het dan. Op 3 oktober arriveerden we bij een zus van mijn moeder, die in Putten een groot huis bewoonde met een enorme tuin. We konden er blijven, maar het was er verschrikkelijk, want na het drama was de spanning er te snijden. We bleven er tot mei, toen de langverwachte bevrijding kwam. Er was toen grote vreugde in het hele land, maar ook heel veel verdriet.''

Frontlinie Velp

,,Je zat in Velp in de frontlinie'', weet Clara Haselhoff. ,,Er trokken konvooien Duitsers door het dorp, die werden beschoten door Engelse jachtvliegtuigen. We hadden geleerd bij een beschieting dekking te zoeken in de kelders van huizen, plat op de grond te gaan liggen of tegen een muur of een heg. Maar soms was daar geen tijd voor. Eenmaal werd ik tijdens een beschieting van legerwagens door een Duitse soldaat onder de wagen getrokken, terwijl de kogels ons links en rechts om de oren vlogen.''
,,Behalve beschietingen uit de lucht waren in Velp ook razzia's op jongens en mannen voor werkzaamheden aan de IJssellinie. We moesten ons steeds verstoppen'', zegt Piet Schreuder. ,,Na een paar dagen kwam ook daar weer de opdracht om te vertrekken. We kregen een ponywagen zonder pony en liepen langs de Bedriegertjes naar Ede. Op de geschonden Amsterdamseweg zagen we voor hotel De Leeren Doedel twee kruisen in de grond steken; een met een Duitse helm erop, de andere met een Engelse. 'Twee moeders die zullen huilen', dacht ik direct.''

Openluchtmuseum

De Arnhemse wijk Alteveer moest op 5 oktober worden verlaten. Piet van Hooijdonk trok met drie gezinnen naar het Openluchtmuseum. Het was nog steeds onrustig. ,,Er vielen geregeld granaten, die met angstwekkend gefluit insloegen; we hoorden dat er bij de Rijnbrug werd gevochten. Het gaf ons hoop dat de bevrijding toch mogelijk was.'' Op 11 oktober werd op het terrein van het museum echter een jongen door zo'n granaat geraakt. En op 3 november moesten de meeste bewoners weer weg, richting Apeldoorn. ,,Alleen wie een ausweis had om de Duitsers te helpen 'organiseren' mocht blijven. Wij weigerden, en werden bij de golflinks aan de Apeldoornseweg opgewacht door gewapende soldaten. Om half vier vertrokken we onder militair geleide. Er viel een druilerige regen en het werd al gauw donker. Er was nergens verlichting, dus je kon geen hand voor ogen zien. Om tien uur 's avonds kwamen we in Apeldoorn aan, waar we werden ondergebracht in een cocosmattenfabriek. We gingen gekleed 'slapen' en werden al gauw opgeschrikt door hevig luchtafweergeschut naast de fabriek.''

Spruitjes pikken

Water < Evacuees in de rij voor een slokje water. (Tekening Leo Brameijer)

,,Na enige tijd gingen we in Rheden naar een ander adres'', vertelt Diny Kok. ,,Naast ons waren Duitse soldaten ingekwartierd. Die namen bij de boeren biggen, varkens, kippen en ganzen in beslag. Ze slachtten die op de binnenplaats. Ze waren wreed. De biggen gooiden ze over het hek, zodat die hun pootjes braken; de kippen en ganzen werden op het hakblok gelegd, de kop eraf en dan lieten ze die zo verder lopen. Ik stond erbij te kijken...; dat zoiets kon! Helemaal boos werd ik, toen ze met een revolver probeerden de tamme kraai te raken. Mijn moeder ging toen naar de commandant, en daarna was het afgelopen. En als de soldaten binnen gingen eten haalde zij met een schuimspaan nog vlug wat kaantjes uit de ijzeren pan boven het vuur. We smikkelden daar lekker van.''
,,Het eten in Rheden werd steeds minder'', vertelt Bertie Wemmers. ,,We gingen dus maar een beetje op roof uit; stiekem spruitjes pikken van het land. We hadden het geluk dat over de hoofdweg nog weleens paarden en wagens langskwamen die door de Duitsers gevorderd waren om uit Arnhem kolen, aardappels of geslacht vee op te halen. Dan zeiden we tegen de voerlui: trap eens tegen die aardappels of kolen. Soms deden ze dat en dan hadden we weer voor een paar dagen. Mijn opoe en ik probeerden eens een stuk vlees af te snijden. De bewaker riep dan 'Ich schiesse', maar dat deden ze toch niet op zo'n oud mens en een jongen van dertien en dan hadden we weer wat vlees.''
,,Vuil en met hoofdluis moesten we na enige tijd Huissen verlaten'', zegt Simontje Geelof. ,,Naar het zuiden gaan was onmogelijk. Via de Rijnbrug gingen we met een hele stoet richting Stroe. Daarna naar Garderen, waar we enkele dagen verbleven. Toen werden we ook daar weer door de Duitsers verdreven. In Heerde maakten we uiteindelijk de bevrijding mee.''

Elke dag aardappelpuree

,,Na een paar weken in Beekbergen trokken we verder. In verband met de kans op razzia's deed mijn vader vrouwenkleren aan, en ik moest over zijn voeten gaan liggen'', vertelt Anny de Nijs. ,,In Doornspijk werden we voor enkele weken ondergebracht in de kerk, met vele andere Arnhemmers. We hadden het niet gemakkelijk, met zoveel mensen bij elkaar. We kregen er ook ziektes en ongedierte waar je van gereinigd moest worden. Door het Rode Kruis werden we over Doornspijk verspreid. We hebben er op zo'n vier adressen gewoond. We sliepen meestal in kippenhokken, de deel, de paardestal of naast de koeien. Een 'boodschap' moest je op de mesthoop doen of in de sloot; soms mocht je op het houten toilet binnenshuis. Vader hielp de boeren bij het dorsen en haalde graan om meel te maken en er brood van te laten bakken, want we leefden van bonnen en de gaarkeuken, en dat was hongerlijden. Soms gingen we lopend naar Elburg om vis te kopen, zodat we iets extra's hadden. We liepen op klompen, want schoenen hadden we niet meer.''
Janie Boland kwam met twaalf personen, ook het gezin van haar oom, terecht in een kleine schuur van een boerderij in Ederveen. ,,Er was een klein potkacheltje dat vreselijk rookte en waar moeder ook op moest koken. We aten elke dag hetzelfde: aardappelpuree met water, koolraap en maispap; er was niets anders. Wel op de boerderij, maar daar kregen we niets van mee. Voor een koolraap moest je er in de rij staan en ook nog een gulden betalen. Later kregen moeder en vader een kamertje in de boerderij; ze moesten dan elke avond de trap op en zagen aan de zolder stukken spek te drogen hangen. De rest sliep in de schuur, in het stro naast de varkenshokken. Mijn zus had altijd een stok naast zich liggen om de muizen te slaan.''
Dat Sinterklaas zijn huisje in Beekbergen voorbij reed vond Ger Ruuls niet onlogisch. ,,Hoe had de man ook hier kunnen komen?'' Wel merkte hij dat het plotseling vertrek uit Arnhem en het verblijf met veel mensen in krappe woonruimte tot onderlinge spanningen kon leiden. De sfeer tussen de twee gezinnen op het evacuatieadres - zijn eigen familie en die van de aanstaande schoonouders van zijn zus - verminderde zienderogen. ,,Op een dag waren de meningsverschillen zodanig dat besloten werd dat de andere familie naar een boer in de omgeving zou vertrekken.  Mijn een na oudste zus wilde bij haar verloofde blijven en ging mee. En kennelijk uit solidariteit met onze families kregen mijn vriend en ik ook ruzie. We hadden geen contact meer. We zagen ze op zondag nog weleens voorbij komen om naar de kerk te gaan. Dat gebeurde ook op de Eerste Kerstdag. Toen ze op de terugweg waren nodigden mijn ouders hen uit om binnen te komen. Alles kwam toen weer goed.''

Een engeltje bij Onze Lieve Heer

Annie Het vierjarige zusje Annie van Jan Kramer stierf eind oktober aan difterie. Op de achtergrond een joodse onderduikster die de oorlog overleefde. ''Deze foto uit 1943 had belastend kunnen zijn'', zegt hij. ''Maar het is fijn dat we hem hebben.'' (Foto Jan Kramer - Arnhem Spookstad) >

De evacuatie werd het vierjarige zusje Annie van Jan Kramer fataal. ,,Wij verbleven bij een familie in Voorst, waar we voor het eerst sinds lange jaren weer goed te eten kregen. Eind oktober kreeg Annie difterie. Met een rijtuig van de boerenfamilie werd ze naar het ziekenhuis van Zutphen gebracht. Maar ze kon daar niet opgenomen worden. Het was te vol en er was bovendien het gevaar van bombardementen op de brug vlakbij. Ze kreeg wel antistoffen toegediend. Met het rijtuig gingen we terug, over Voorst naar Eerbeek. Daar was een kerkje van oud-katholieken als noodhospitaal ingericht; de patienten lagen er op stro op de vloer. De arts, ik geloof ook een evacuee, gaf te kennen dat hij verder niets kon doen. Na enkele dagen, op 27 oktober 1944, is mijn zusje onder erbarmelijke omstandigheden gestorven. 'Annie is nu gelukkig; ze is een engeltje bij Onze Lieve Heer', zeiden onze ouders om ons te troosten, en ondanks deze onmenselijk moeilijke tijd legden ze hun beschermende armen om ons heen. We lieten Annie achter op het rooms-katholieke kerkhof van Klarenbeek.''


Naar hoofdstuk 11. Razzia in Apeldoorn

Terug naar Inhoud

Aangepast zoeken

ANDRÉ HORLINGS OP INTERNET:
Arnhem Spookstad | Rees: De verzwegen deportatie | Kriegsgefangenenpost | Het drama van de SS Pavon
Artikelen en features | Krapulistische oprispingen | 100 jaar Apeldoornse Courant
Webcams: World Webcam Monitor > Unprotected webcams > Cruiseship cams > List of webcams and more
Media: Press > TV > Radio & video > Twitter and more
World: Atlas | Natural events | Weather > Climate change | Disasters > Earth's End
Various: Dutch Courage's Boeken | Guitar at Charles Bridge | Contact


© André Horlings

Make a free website with Yola